Samenvatting
Het Hof heeft het hoger beroep van een BV tegen een aanslag vennootschapsbelasting 1999 niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen griffierecht was betaald. Het Hof heeft de stelling van de BV dat zij niet op verschuldigdheid van griffierecht is gewezen, verworpen. Volgens het Hof heeft de nota griffierecht de BV wel degelijk bereikt, omdat twee andere brieven van de griffier van het Hof de BV ook bereikt hebben. De Hoge Raad vindt deze motivering ontoereikend. Het Hof had bij TNT Post moeten nagaan of de aangetekend verzonden nota op regelmatige wijze bij de BV was aangeboden (vgl. HR 20 mei 2005, nr. 40507, BNB 2005/288). De omstandigheid dat enkele gelijk geadresseerde, als gewone brief verzonden stukken, bleken te zijn aangekomen, maakte het niet overbodig de door de aangetekende verzending geschapen mogelijkheid van navraag te benutten, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 januari 2008, nr. 07/00225, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd alsmede een verzuimboete, welke aanslag en boetebeschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in Ć©Ć©n geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft bij uitspraak van 1 november 2007 wegens het niet betaald zijn van het griffierecht het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft verworpen de stelling van belanghebbende dat zij niet op de verschuldigdheid van griffierechten is gewezen. Het Hof heeft dit oordeel doen steunen op de overweging dat niet aannemelijk is dat de nota griffierecht van 7 mei 2007 en de aanmaning van 12 juni 2007 belanghebbende niet zouden hebben bereikt, nu twee andere brieven van de griffier van het Hof, welke zijn gedateerd 1 mei 2007 en 27 juni 2007, en gericht aan dezelfde gemachtigde op hetzelfde postbusadres als de hiervoor genoemde brieven, belanghebbende wel hebben bereikt.
3.2. Het middel klaagt terecht erover dat deze motivering ontoereikend is. Nu de brief van 12 juni 2007, waarbij de ingevolge artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht vereiste mededeling is gedaan, aangetekend is verzonden - de brief van 7 mei 2007, die niet aangetekend is verzonden, bevatte niet de wettelijk voorgeschreven termijnstelling van vier weken - lag het op de weg van het Hof om ter beoordeling van de gegrondheid van de door belanghebbende jegens het Hof geuite grief bij TNT Post navraag te doen of het stuk op regelmatige wijze aan het adres van de indiener van het beroepschrift is aangeboden (vgl. HR 20 mei 2005, nr. 40507, BNB 2005/288). De omstandigheid dat enkele gelijk geadresseerde, als gewone brief verzonden stukken, bleken te zijn aangekomen, maakte het niet overbodig de door de aangetekende verzending geschapen mogelijkheid van navraag te benutten, te minder daar de wijze van bezorging van een aangetekende brief niet overeenkomt met die van gewone brieven.
3.3. Gelet op het hiervoor overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiƫn zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Over de kosten van het verzet dient het Hof te beslissen bij de uitspraak op het verzet, dan wel, bij gegrondbevinding van het verzet, bij de uitspraak op het beroep.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 428,
veroordeelt de Staatssecretaris van FinanciĆ«n in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009.