Samenvatting
In tegenstelling tot eerder was aangekondigd heeft de Hoge Raad vandaag (11 januari 2008) geen uitspraak gedaan in de proefprocedure over verzwegen Luxemburgse bankrekeningen (zaaknummer 43.050). De uitspraak in deze zaak is aangehouden. De belastingkamer van de Hoge Raad heeft dit besloten in verband met berichten in de pers over een zeer recente uitspraak van de Europese Commissie. Zo wist de Telegraaf op 10 januari 2008 te melden dat het volgens de Commissie discriminatoir is dat bij binnenlandse inkomensbestanddelen een navorderingstermijn van vijf jaar geldt, terwijl bij buitenlandse inkomensbestanddelen een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Zodra de zaak opnieuw voor uitspraak bij de Hoge Raad staat zal dit via een persbericht worden aangekondigd.
Uitspraak proefprocedure over verzwegen Luxemburgse bankrekeningen aangehouden
In tegenstelling tot eerder was aangekondigd heeft de Hoge Raad vandaag (11 januari 2008) geen uitspraak gedaan in de proefprocedure over verzwegen Luxemburgse bankrekeningen (zaaknummer 43.050). De uitspraak in deze zaak is aangehouden. De belastingkamer van de Hoge Raad heeft dit besloten in verband met berichten in de pers over een zeer recente uitspraak van de Europese Commissie. Zo wist de Telegraaf op 10 januari 2008 te melden dat het volgens de Commissie discriminatoir is dat bij binnenlandse inkomensbestanddelen een navorderingstermijn van vijf jaar geldt, terwijl bij buitenlandse inkomensbestanddelen een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Zodra de zaak opnieuw voor uitspraak bij de Hoge Raad staat zal dit via een persbericht worden aangekondigd.
Eind 2001 is de belastingdienst een onderzoek gestart naar Nederlandse belastingplichtigen die buitenlandse bankrekeningen hadden verzwegen. Aanleiding voor dit āRekeningenprojectā waren kopieĆ«n van microfiches van de Kredietbank Luxemburg (KB-Luxbank) die de Belgische belastingautoriteiten aan de FIOD hadden gezonden. Die microfiches waren gestolen door werknemers van de KB-Luxbank. Hoe ze in handen van de Belgische overheid zijn gekomen, is onduidelijk gebleven.
De Nederlandse belastingdienst heeft van enkele duizenden microfiches kunnen achterhalen wie de Nederlandse rekeninghouders waren. De belastingdienst heeft deze rekeninghouders aangeschreven en hen gevraagd om gegevens en inlichtingen over hun buitenlandse bankrekeningen te verstrekken. Daarbij heeft hij hen er op gewezen dat belastingplichtigen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht zijn om gegevens te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing en dat het niet voldoen aan die verplichting een strafbaar feit vormt. Een groot aantal heeft onder voorbehoud de gegevens van de verzwegen bankrekeningen aan de inspecteur verstrekt. Aan hen zijn (navorderings)aanslagen opgelegd over twaalf jaren, met een boete van 50%.
De belastingdienst en advocatenkantoor NautaDutilh, dat optreedt als gemachtigde voor een groot aantal belastingplichtigen, hebben afgesproken dat enkele proefprocedures zullen worden gevoerd, waarin met name aan de orde is of de belastingdienst de bevoegdheid heeft om op basis van die gestolen microfiches een naheffing en een boete op te leggen. Het hof Amsterdam heeft op 18 januari 2006 in Ć©Ć©n van die proefprocedures uitspraak gedaan. Daarbij is de belastingdienst in het gelijk gesteld (LJN Nummer AU9845).
Procedure bij de Hoge Raad
Tegen die uitspraak van het Hof heeft NautaDutilh beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
In cassatie is de zaak voor de belastingdienst behandeld door mr. R.L.H. IJzerman, advocaat in Den Haag en voor de belanghebbende door mr. R.A. Fibbe en mr. L.C.A. Wijsman, beiden advocaat in Rotterdam.
Advocaat-generaal mr. P.J. Wattel heeft in zijn conclusie van 1 juni 2007 geadviseerd tot het stellen van een prejudiƫle vraag (een vraag van uitleg) aan het Hof van Justitie van de EG in Luxemburg. ( LJN Nummer BA8179)