Samenvatting
Een BV waarvan een medicus en zijn vrouw ieder voor 50% aandeelhouder zijn draagt in 2000 de tot dan toe door haar geëxploiteerde medische praktijk over aan de VOF van de aandeelhouders. De BV heeft voor die overdracht geen goodwill bedongen. Volgens de inspecteur is dat ten onrechte en daarom vordert hij na over een uitdeling van fl. 450.000.
Het Hof vernietigt die (door de Rechtbank in stand gelaten) navorderingsaanslag echter. De reden is dat het hier om unieke alternatieve medische behandelingen gaat die in 2000 in Nederland uitsluitend door deze medicus en zijn vrouw worden toegepast, waardoor alleen persoonlijke goodwill kan zijn ontstaan. Het gaat hier om een zogeheten CAM-praktijk waarin kort gezegd preventief medisch onderzoek en biofysische geneeskunde wordt uitgeoefend.
Ondanks het feit dat de BV door het Hof volledig in het gelijk is gesteld, wordt toch cassatieberoep ingesteld. De BV doet dit vanwege de gevolgen van de uitspraak van het Hof voor belastingaanslagen van anderen.
De Hoge Raad oordeelt echter dat een belang bij het beroep in cassatie in het onderhavige geding niet kan zijn gelegen in het lot van andere belastingaanslagen. Het oordeel van het Hof is daarvoor niet bindend, aldus de Hoge Raad. Het cassatieberoep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2011, nr. P09/00507, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, alsmede een boete. De navorderingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/1484) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraken van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. Het Hof heeft de in geding zijnde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2000 alsmede de boetebeschikking vernietigd. Aangezien het beroep in cassatie dienaangaande niet kan leiden tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat, heeft belanghebbende geen belang bij dat beroep.
3.2. Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat haar (processuele) belang bij een beslissing op het beroep in cassatie is gelegen in de gevolgen van de uitspraak van het Hof voor (ambtshalve te verlenen verminderingen van) belastingaanslagen over latere jaren in verband met de in 's Hofs uitspraak besloten liggende beslissing over de eventuele aanwezigheid in de artsenpraktijk van goodwill en de afschrijving daarop. Belanghebbende heeft daarbij, gelet ook op de in de conclusie van repliek gegeven toelichting, klaarblijkelijk het oog op de belastingaanslagen van andere belastingplichtigen.
De stelling wordt verworpen. Een belang bij het beroep in cassatie in het onderhavige geding kan niet zijn gelegen in het lot van andere belastingaanslagen dan de aanslag die aan de orde is, aangezien ’s Hofs oordeel over de belastingheffing voor het onderhavige jaar daarvoor niet bindend is.
3.3. Hetgeen hiervoor in 3.1 en 3.2 is overwogen, brengt mee dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.