Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het Amsterdamse Hof beschouwt kort gezegd een in 1993 door X BV aan een 25%-deelneming verstrekte risicovolle lening van f 200.000 als een lening waarop zij zo nodig ten laste van de winst kan afschrijven. Dat de voorwaarden voor die geldlening pas na de geldverstrekking zijn geformaliseerd acht zij geen bezwaar. Het feit dat de inspecteur niet reeds bij de primitieve aanslagregeling een onderzoek naar de aard van de geldlening heeft ingesteld zou de navordering niet hebben verhinderd. In 1994 neemt X BV ¼ deel van een bankschuld van de deelneming over waarvoor zij en haar medeaandeelhouders hoofdelijk aansprakelijk zijn. Ter zake van die schuldovername wordt met de deelneming geen overeenkomst van geldlening opgemaakt. In dit alles (en meer) ziet het Hof aanleiding het door X BV overgenomen deel van de bankschuld ad f 625.000 niet voor afschrijving in aanmerking te laten komen. X BV heeft volgens het Hof gehandeld in haar positie van aandeelhouder.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
17 oktober 2000
Rolnummer
99.1636

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid