Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(2)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 1998 komen de aandelen van een verlies-BV en een grote vordering op haar (de lening) uiteindelijk in handen van een holding. Bij de investering door de verlies-BV in een pand in Schiedam is de lening achtergesteld bij een hypothecaire banklening. Na de verkoop van het pand in 2004 is de verlies-BV op 1 januari 2005 opgenomen in de fiscale eenheid van de holding. De vordering van de lening bedraagt dan 14.916.711 euro. Deze staat op de balans van de verlies-BV gepassiveerd voor de nominale waarde, maar op de balans van de holding is zij slechts geactiveerd voor 762 euro. Op grond van artikel 15ab, lid 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb) belast de inspecteur bij de verlies-BV een vrijval van de lening van 14.916.711 euro min 762 euro is 14.915.949 euro. Alhoewel de Rechtbank deze uitkomst kennelijk niet al te billijk vindt, bevestigt zij het standpunt van de inspecteur. Enerzijds is de lening door de achterstelling bij de bankschuld niet in eigen vermogen van de verlies-BV omgezet en voorts is de wettelijke regeling duidelijk.
Dit oordeel wordt in hoger beroep door het Hof bevestigd.
‘De stelling van de verlies-BV dat in deze situatie toepassing van artikel 15ab, zesde lid, Wet Vpb leidt tot overkill kan haar niet baten. Zoals de Rechtbank met juistheid heeft geoordeeld is het de rechter, voor zover het Hof begrijpt behoudens strijd met bindende, rechtstreeks toepasbare verdragsbepalingen waarvan in dit geschil niet is gebleken, ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet toegestaan de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. Aan dit oordeel doet niet af dat de wetgever blijkens het in december 2005 in de Wet Vpb opgenomen zevende lid van artikel 15ab wet Vpb, oog heeft gehad voor situaties waarin onverkorte toepassing van het zesde lid tot ongewenste uitkomsten zou leiden.’
Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
19 maart 2013
Rolnummer
11-00532
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:2707
bwbid=bwbr0&artikel=15ab

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid