Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan staatssecretaris Wijn van Financiën is de volgende casus voorgelegd over de werking van artikel 5, vierde lid, van het Besluit fiscale eenheid 2003: M BV richt een dochtermaatschappij (D BV) op, die met ingang van haar oprichtingsdatum wordt gevoegd. D BV richt vervolgens een dochtermaatschappij (KD BV) op, welke eveneens met ingang van de oprichtingsdatum wordt opgenomen in de fiscale eenheid. In D BV en KD BV zijn activiteiten gestart, welke tot winst leiden. M BV heeft voorvoegingsverliezen. Op basis van artikel 5, vierde lid, van het Besluit kan de aan D BV toe te rekenen winst van de fiscale eenheid worden aangewend voor de verrekening van het voorvoegingsverlies van M BV.

De vraag is of de winst van D BV die conform artikel 5, vierde lid, van het Besluit wordt toegerekend aan M BV ook de winst van KD BV omvat. Dat blijkt het geval, aldus Wijn.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2005 >
Instantie
MvF
Datum instantie
17 februari 2005
Rolnummer
CPP2004.2183M
bwbr0002672&artikel=15,bwbr0002672&artikel=15ae,bwbr0014483&artikel=5&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina