Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

J.H.M. Feron heeft voor Océ Österreich GmbH gewerkt. Gedurende de periode 18 oktober 1996 tot en met 14 december 1997 had de werkgever aan Feron een personenauto volledig ter beschikking gesteld voor zowel zijn persoonlijk als voor zijn zakelijk gebruik.. In verband met de tewerkstelling van Feron in en verhuizing naar Venlo had hij die auto gekocht en begin 1998 naar Nederland overgebracht. Hij had voor die auto vrijstelling van BPM gevraagd, maar niet gekregen.
Volgens de douane was de verhuisboedelvrijstelling niet op de BPM van toepassing bij overbrenging van de normale verblijfplaats in een lidstaat naar een andere lidstaat.
Het Hof had de vrijstelling wel verleend en naar aanleiding van het cassatieberoep van de Staatssecretaris had de Hoge Raad aan het Hof gevraagd of een auto die een werkgever ter beschikking stelt zowel voor diens persoonlijk gebruik als voor zijn zakelijk gebruik als “persoonlijk goed” moet worden aangemerkt en voorts of een dergelijke ter beschikkingstelling wel als bezit kan worden aangemerkt.
Die vragen stelde de Hoge Raad omdat alleen persoonlijke goederen tot de verhuisboedel kunnen behoren en voor personenauto’s bovendien geldt dat ten tijde van de verhuizing zij ten minste zes maanden in het bezit van de betrokkene moeten zijn. Die vragen stelt de Hoge Raad ter uitlegging van Verordening 918/83 waarnaar het Uitvoeringsbesluit BPM verwijst. Die Verordening is echter alleen geschreven voor invoer in een lidstaat vanuit een niet lid-staat, maar het is de bedoeling van de Nederlandse regeling dat de maatstaven van die verordening ook wordt toegepast bij invoer in Nederland vanuit een andere lidstaat.
A-G Maduro vindt echter dat op dit geval niet indirect Verordening 918/83 van toepassing is maar (rechtstreeks) Richtlijn 83/183 en wel omdat de BPM niet een heffing is terzake van het gebruik van auto’s maar een verbruiksbelasting op de auto zelf. Dat leidt hij onder meer af uit het feit dat in sommige gevallen vrijstelling wordt gegeven bij de invoer van auto’s die hier zullen worden gebruikt.
Dat brengt mee dat in dit geval überhaupt geen BPM mag worden geheven, ook niet ter gelegenheid van de “registratie” van de auto van Feron. Overigens beantwoordt hij ook de vragen van de Hoge Raad: een auto dienend voor zowel persoonlijk als zakelijk gebruik kwalificeert als persoonlijk goed en het volledig ter beschikking stellen van een auto aan een werknemer kwalificeert als bezit.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
19 mei 2004
Rolnummer
C-170/03

Naar de bovenkant van de pagina