Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(5)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan een inwoner van Nederland is een naheffingsaanslag BPM opgelegd ad 19.101 euro wegens gebruik van de weg in Nederland op 30 september 2006 met een Maserati met Duits kenteken. De Maserati is door de Belastingdienst in beslag genomen. De inwoner heeft tegen die naheffingsaanslag (en boetebeschikking) rechtsmiddelen aangewend. Het Hof heeft bij uitspraak van 9 maart 2010, nr. 08/00539, LJN BL7942 beslist dat de naheffingsaanslag en boete terecht aan de inwoner zijn opgelegd. Tegen die uitspraak heeft hij beroep in cassatie ingesteld. Ten tijde van het doen van de onderhavige uitspraak heeft de Hoge Raad op het cassatieberoep nog geen arrest gewezen.
Bij een (civiel) vonnis is beslist dat de beslagen op de auto worden opgeheven en dat de auto aan de BV van de inwoner dient te worden teruggegeven. Hieraan is uitvoering gegeven. De auto is nadien naar Duitsland gebracht. De inwoner heeft daarop op de voet van artikel 14a, tweede lid Wet BPM een verzoek tot teruggaaf van (de door middel van eerdergenoemde naheffingsaanslag geheven) bpm bij de inspecteur ingediend. De inspecteur heeft het verzoek afgewezen. De inwoner heeft daarna (hoger) beroep ingesteld.
De vraag of de inwoner recht heeft op teruggaaf van bpm kan volgens het Hof pas worden beantwoord nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat hij bpm is verschuldigd geworden ter zake van – kort gezegd – het gebruik van de weg in Nederland. Dit zou betekenen dat de behandeling van het verzoek aangehouden zou moeten worden totdat de Hoge Raad arrest heeft gewezen op het bovenvermelde cassatieberoep. De inwoner wil hierop echter niet wachten en wenst direct een uitspraak met betrekking tot het verzoek. Aangezien thans niet onherroepelijk vaststaat dat hij bpm verschuldigd is geworden, nog daargelaten dat door de inwoner tot dusverre geen bpm is betaald, dient het verzoek te worden afgewezen, aldus het Hof. Er bestaat voorts geen grond voor de toekenning van een schadevergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2006
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
6 november 2012
Rolnummer
12/00186
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BY3456
bwbid=bwbr0&artikel=14a

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid