Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man is tatoeëerder en is als zodanig ondernemer in de zin van de omzetbelasting. Hij tatoeëert tegen vergoeding in opdracht van plastisch chirurgen in ziekenhuizen patiënten van die chirurgen, die worden behandeld voor bijvoorbeeld wijnvlekken, brandwonden en littekencorrecties. De tatoeëerder is niet ingeschreven in het BIG-register. Hij heeft overal ter wereld tatoeagevaardigheden opgedaan en zich tot een tatoeëerder van uitzonderlijke klasse ontwikkeld.
Volgens de man moeten de door hem verrichte werkzaamheden worden aangemerkt als gezondheidskundige verzorging van de mens en zijn deze daarom vrijgesteld van omzetbelasting.
Hoewel de tatoeëerder niet is ingeschreven in het BIG-register komt hij volgens Hof Den Haag toch in aanmerking voor de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel g, sub 1, van de Wet OB omdat zijn bijzondere kwaliteiten van een (ten minste) gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden beschouwd als die van plastisch chirurgen.
De staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof casatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad kan in het midden blijven of het beginsel van fiscale neutraliteit al dan niet tot vrijstelling van omzetbelasting noopt.
Ingevolge artikel 132, lid 1, aanhef en letter b, van BTW-richtlijn 2006 is van omzetbelasting vrijgesteld ziekenhuisverpleging en medische verzorging. Aan deze bepaling is in de Wet OB uitvoering gegeven in artikel 11, lid 1, aanhef en letter c, en letter f, van de Wet in samenhang gelezen met artikel 7, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en de daarbij behorende bijlage B, letter b, punt 13.
Aangezien de werkzaamheden van de tatoeëerder een wezenlijk deel vormen van door chirurgen in ziekenhuizen uitgevoerde gezondheidskundige behandelingen, komen de werkzaamheden volgens de Hoge Raad in aanmerking voor toepassing van deze laaststgenoemde vrijstelling.
Het cassatieberoep van de staatssecretaris wordt ongegrond verklaard.
A-G Van Hilten heeft de Hoge Raad op andere gronden geadviseerd om het cassatieberoep ongegrond te verklaren. Zij is nagegaan of de werkzaamheden onder het bereik van de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel g, sub 1, van de Wet kunnen worden gebracht. Dat is op grond van het neutraliteitsbeginsel het geval, aldus de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
19 april 2013
Rolnummer
12/00243
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BY1252
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid