Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De ouders van X (belanghebbende), destijds woonachtig in België, hebben in 2001 stichting A laten oprichten naar het recht van Curaçao, ruim € 2.000.000 ingebracht en een levenslange lijfrente bedongen. De ouders hebben de oprichtersbevoegdheden van A verkregen. A is in oktober 2015 opgeheven waarbij de activa zijn uitgekeerd aan de ouders. De ouders, beide geboren in 1935, hebben drie kinderen, onder wie X. In oktober 2006 zijn de ouders vanuit België geremigreerd naar Nederland. De vader is in 2017 overleden.

X, haar zus en haar broer hebben op 31 december 2009 een schenking ontvangen van € 300.000 per persoon (de schenking). De schenking is door A, na verrekening met vorderingen van de ouders op hen, uitbetaald aan X, haar zus en haar broer. De Inspecteur heeft de schenking belast. In geschil is of dat terecht is.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat ultimo 2009 sprake was van een situatie waarin de ouders konden beschikken over het vermogen van A als ware het hun eigen vermogen. Daarbij acht de Rechtbank met name van belang dat de schenking voortkwam uit afspraken tussen de ouders en de kinderen en met name uit het feit dat er geen sprake was van een zelfstandig bestuursbesluit om tot schenking over te gaan. Gelet hierop dient het vermogen fiscaalrechtelijk te worden behandeld als ware het vermogen van de ouders zelf. Dit brengt mee dat de aanslag terecht is opgelegd.

Het beroep op het voortvarendheidsvereiste faalt.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 juli 2024
Rolnummer
23/3117
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4731
NLF-nummer
NLF 2024/1775
Aflevering
30 juli 2024

Naar de bovenkant van de pagina