Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak betreffende de WOZ-waarden van twee woningen heeft Rechtbank Noord-Holland het beroep van X (belanghebbende) ongegrond verklaard. De Heffingsambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van X tot een bedrag van € 500 en een proceskostenvergoeding van € 418,50.

X heeft tevergeefs hoger beroep ingesteld.

Evenals de Rechtbank is Hof Amsterdam van oordeel dat de Heffingsambtenaar de aan de vastgestelde waarden ten grondslag liggende grondwaarden voldoende inzichtelijk heeft gemaakt door verstrekking in de bezwaarfase van de grondstaffels.

De klacht dat de Heffingsambtenaar zijn verplichting uit hoofde van artikel 40, lid 2, Wet WOZ heeft geschonden door onvoldoende inzicht te geven in de cijfermatige aanpassing waartoe de verschillen in de KOLDU-factoren (veelal ook KOUDV-factoren genoemd) hebben geleid, slaagt niet. Het Hof ziet geen nut of noodzaak van het hanteren van min of meer vaste aanpassingspercentages voor verschillend becijferde KOLDU-factoren. 

Ook de stelling dat de Heffingsambtenaar bij de waardebepaling van de opstallen ten onrechte geen of te weinig rekening heeft gehouden met de ‘wet van het afnemend grensnut’ slaagt niet. Deze ‘wet’ is niet universeel geldend en de toepasselijkheid is in dit geval niet onderbouwd. 

Verder acht het Hof het oordeel van de Rechtbank juist dat het betaalde griffierecht niet aan X hoeft te worden vergoed in een geval als het onderhavige, waarin het beroep ongegrond is en het verzoek tot vergoeding van immateriële schade is gedaan gedurende het beroep.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
7 mei 2024
Rolnummer
23/856; 23/857
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1229
NLF-nummer
NLF 2024/1389
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina