Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waartoe Y en Z behoorden.

Y en Z hebben in 2010 geparticipeerd in twee scheepvaart-cv’s (A en B). De cv’s hebben beide in 2010 een zeeschip in aanbouw verkregen.

In geschil is of X recht heeft op de faciliteit van willekeurige afschrijving (artikel 8, lid, 1, Wet VpB 1969 in verbinding met artikel 3.34 Wet IB 2001) voor de schepen.

Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland het geval.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld, X heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

In hoger beroep zijn partijen het erover eens dat X door middel van haar participatie in de cv’s niet (mede) juridisch eigenaar is geworden van de schepen.

Hof Amsterdam komt tot het oordeel dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2010 ten onrechte in aanmerking is gekomen voor de tijdelijke willekeurige afschrijving schepen. In het bijzonder zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan de fiscale eenheid tussen X als moedermaatschappij en Y en Z in 2010 is verbroken, dan wel op grond waarvan aannemelijk is te achten dat X via haar commanditaire deelnames in A en B in 2010 niet de volledige economische mede-eigendom in de (in aanbouw zijnde) schepen heeft verkregen.

Het Hof komt dan niet toe aan de in het incidentele hoger beroep van X opgeworpen vraag of de Inspecteur met het opleggen van de aanslag het gelijkheidsbeginsel en/of het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. De vraag of de Inspecteur de eerder verleende voorlopige carry-backbeschikkingen door middel van de aanslag heeft kunnen terugnemen kan eveneens blijven rusten.

De Hoge Raad heeft op 11 februari 2022 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (20/00817)

Relevante achtergrond

Voor de fiscalisten onder ons die wat minder bedreven zijn in de ‘natte’ praktijk een korte uitleg op de achtergrond op deze Hofuitspraak. De tijdelijke willekeurige afschrijving (hierna: twa) is met ingang van 2009 ingevoerd in de inkomsten- en vennootschapsbelasting als onderdeel van een pakket maatregelen ter bestrijding van de toenmalige economische crisis. Doel van de regeling is belastingplichtigen een betere liquiditeits- en financieringspositie te geven bij het doen van een uitbreidings- of vervangingsinvestering. Op basis van de twa is het mogelijk om afschrijvingspotentieel (aanschaf- of voortbrengingskosten minus restwaarde) van bedrijfsmiddelen willekeurig in aanmerking te nemen (beperkt tot een maximum van 50% in het investeringsjaar).

Doordat rederijen/scheepvaartbedrijven doorgaans de tonnageregeling toepassen die resulteert in een lage fiscale winst, heeft toepassing van de twa geen liquiditeitseffect. Reders zochten, om het schip voordeliger te financieren, fiscale winst van derden die kon worden benut. De reder ging derhalve op zoek naar grondslag om te ‘lenen’ om de afschrijving te effectueren; grondslagleen. Dergelijke structuren werden typisch door middel van commanditaire vennootschappen gestructureerd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 januari 2020
Rolnummer
18/00317
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1203
Auteur(s)
mr. E. Bioch
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2020/1536
Aflevering
9 juli 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3550
bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.34,bwbr0011353&artikel=3.34&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.34,bwbr0012035&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid