Samenvatting
Aan ‘Nova Targovska Kompania 2004’ AD (hierna: NTK 2004) is een geldboete opgelegd wegens douanefraude omdat deze vennootschap in april 2019 en september 2020 geraffineerde, gebleekte en ontgeurde palmolie heeft aangegeven en ingevoerd op basis van een onjuiste tariefindeling.
Volgens NTK 2004 dienen de betrokken goederen onder post 1511 (tarief 9%) te worden ingedeeld, omdat zij uitsluitend zijn bewerkt door middel van fysische processen die hun chemische samenstelling niet hebben gewijzigd. Volgens de Bulgaarse douaneautoriteiten zijn de goederen ‘getextureerd’, dat wil zeggen dat zij een verdere bewerking hebben ondergaan die hun kristallijne structuur wijzigt, en moeten zij derhalve worden ingedeeld onder post 1517 (tarief 16%).
De verwijzende rechter heeft in het kader van een geding hierover prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.
Het HvJ antwoordt op de vragen dat een bereiding voor menselijke consumptie van palmolie die niet onder post 1516 van de Gecombineerde Nomenclatuur valt en die een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan, onder post 1517 valt, waarbij de vraag of deze bereiding als gevolg van die bewerking chemisch is gewijzigd, niet ter zake doet.
De Gecombineerde Nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten – nu deze nomenclatuur niet voorziet in methoden en criteria om te bepalen of een dergelijke bereiding een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan – de daartoe geschikte methode kunnen kiezen, mits deze kan leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met de Gecombineerde Nomenclatuur, waarbij het aan de nationale rechter staat om dit na te gaan.
BRON
Voorlopige editie
ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer)
15 juni 2023 (*)
In zaak C‑292/22,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Administrativen sad – Varna (bestuursrechter in eerste aanleg Varna, Bulgarije) bij beslissing van 19 april 2022, ingekomen bij het Hof op 4 mei 2022, in de procedure
Teritorialna direktsia Mitnitsa Varna
tegen
„NOVA TARGOVSKA KOMPANIA 2004” AD,
in tegenwoordigheid van:
Okrazhna prokuratura – Varna,
wijst
HET HOF (Tiende kamer),
samengesteld als volgt: D. Gratsias (rapporteur), kamerpresident, M. Ilešič en I. Jarukaitis, rechters,
advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- Teritorialna direktsia Mitnitsa Varna, vertegenwoordigd door Y. Kulev,
- de Bulgaarse regering, vertegenwoordigd door T. Mitova en L. Zaharieva als gemachtigden,
- de Europese Commissie, vertegenwoordigd door D. Drambozova en M. Salyková als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de tariefposten 1511 en 1517 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/1602 van de Commissie van 11 oktober 2018 (PB 2018, L 273, blz. 1) en uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 (PB 2019, L 280, blz. 1).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Teritorialna direktsia Mitnitsa Varna (lokale directie van de douane Varna, Bulgarije) (hierna: „douaneautoriteit”) en „Nova Targovska kompania 2004” AD (hierna: „NTK 2004”) over een besluit waarbij aan NTK 2004 een geldboete is opgelegd wegens douanefraude omdat deze vennootschap in april 2019 en september 2020 goederen heeft aangegeven en ingevoerd op basis van een onjuiste tariefindeling.
Toepasselijke bepalingen
GS
3 Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) is in het kader van de Werelddouaneorganisatie (WCO) ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1).
4 De GS-toelichtingen worden overeenkomstig de bepalingen van dat verdrag opgesteld binnen de WCO.
5 Krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van het GS-verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe om haar tariefnomenclatuur en haar statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met het GS, ten eerste door alle posten en onderverdelingen van het GS, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken, ten tweede door de algemene regels voor de interpretatie van het GS alsmede alle aantekeningen op de afdelingen, de hoofdstukken en de onderverdelingen toe te passen en de draagwijdte daarvan niet te wijzigen, en ten derde door de volgorde van nummering van het GS in acht te nemen.
6 Afdeling III van het GS, met als opschrift „Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong”, omvat hoofdstuk 15 van het GS, dat hetzelfde opschrift heeft.
7 Post 1511 van het GS, met als opschrift „Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd”, omvat de volgende onderverdelingen:
8 De toelichting op deze post luidt als volgt:
9 Post 1516 van het GS, met als opschrift „Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid”, omvat de volgende onderverdelingen:
10 Post 1517 van het GS, met als opschrift „Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan bedoeld bij post 1516”, omvat de volgende onderverdelingen:
11 De toelichting op post 1517 van het GS luidt als volgt:
Unierecht
Verordening nr. 952/2013
12 Artikel 57 („Tariefindeling van goederen”) van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1) bepaalt:
GN
13 Zoals volgt uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16) (hierna: „verordening nr. 2658/87”), regelt de door de Commissie vastgestelde GN de tariefindeling van goederen die worden ingevoerd in de Europese Unie. Volgens artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2658/87 neemt de GN de posten en onderverdelingen van het GS tot zes cijfers over, en vormen alleen het zevende en het achtste cijfer eigen onderverdelingen van de GN.
14 Krachtens artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87 stelt de Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie van de GN vast, met het daarbij behorende tarief van de douanerechten overeenkomstig artikel 1, zoals die voortvloeit uit de door de Raad van de Europese Unie of door de Commissie vastgestelde bepalingen. Die verordening wordt uiterlijk 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.
15 De uitvoeringsverordeningen 2018/1602 en 2019/1776 zijn op basis van deze bepaling vastgesteld. Bij deze uitvoeringsverordeningen is de GN gewijzigd met ingang van respectievelijk 1 januari 2019 en 1 januari 2020. De bewoordingen van de voor het hoofdgeding relevante bepalingen van deze nomenclatuur zijn echter ongewijzigd gebleven.
16 In de algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn opgenomen in bijlage I, eerste deel, titel I, afdeling A, zoals gewijzigd bij elk van deze uitvoeringsverordeningen, is het volgende bepaald:
17 Het tweede deel („Tabel van de rechten”) van bijlage I bevat een afdeling III [„Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong”]. Deze afdeling bevat een hoofdstuk 15 [„Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong”]. Aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk preciseert:
18 Dit hoofdstuk 15 bevat de volgende posten:
„GN-code |
Omschrijving |
[...] |
|
1511 |
Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd: |
1511 10 |
– ruwe olie: |
1511 10 10 |
– – voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie |
1511 10 90 |
– – andere |
1511 90 |
– andere: |
|
– – vaste fracties: |
1511 90 11 |
– – – in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg |
1511 90 19 |
– – – andere |
|
– – andere: |
1511 90 91 |
– – – voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie |
1511 90 99 |
– – – andere |
[...] |
|
1516 |
Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid: |
[...] |
|
1517 |
Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516: |
1517 10 |
– margarine, andere dan vloeibare margarine: |
1517 10 10 |
– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
1517 10 90 |
– – andere |
1517 90 |
– andere: |
1517 90 10 |
– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
– – andere: |
1517 90 91 |
– – – mengsels van vloeibare vette plantaardige oliën |
1517 90 93 |
– – – mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen |
1517 90 99 |
– – – andere |
[...]” |
|
Bulgaars recht
19 Artikel 234 van de zakon za mitnitsite (douanewet) (DV nr. 15 van 6 februari 1998), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, bepaalt:
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
20 Op 8 april 2019 zijn in de haventerminal van Varna Zapad (Varna-West, Bulgarije) acht containers vanuit Turkije aangekomen, waarvan de exporteur Louis Dreyfus Company Asia Pte. Ltd. en de ontvanger NTK 2004 was. Volgens de douaneaangifte ging het om „palmvet MP 36‑39 in CA20 – 20 kg netto in kartonnen dozen” van Taric-code 1511 90 99 00, waarvoor het toepasselijke invoerrecht 9 % bedraagt.
21 Op 28 september 2020 zijn vijf containers met dezelfde oorsprong, exporteur en ontvanger in dezelfde haventerminal aangekomen en is een douaneaangifte gedaan met dezelfde tariefonderverdeling als in het vorige punt. De bevoegde douanediensten hebben de betrokken goederen gecontroleerd en daarbij een staal genomen, dat is onderzocht in het Tsentralna mitnicheska laboratoria (centraal douanelaboratorium, Bulgarije) (hierna: „CDL”).
22 Op 7 januari 2021 heeft het CDL een rapport uitgebracht waarin staat dat het genomen staal volgens zijn laboratoriummethodologie „palmshortening” is – een bereiding die uitsluitend bestaat uit palmolie of fracties daarvan, niet chemisch is gewijzigd maar door middel van texturering is verkregen en bedoeld is voor het gebruik in verschillende levensmiddelen, zoals deeg.
23 Op basis van deze kenmerken besloot de centrale douaneadministratie dat de betrokken goederen moesten worden ingedeeld onder onderverdeling 1517 90 99 en bijgevolg onderworpen moesten worden aan een douanerecht van 16 %, aangezien zij naast de raffinage nog een andere onomkeerbare bewerking voor de modificatie van de kristallijne structuur, namelijk texturering, hadden ondergaan – een proces dat specifiek vermeld wordt in de GS-toelichtingen bij post 1517.
24 Deze administratie was tevens van mening dat de resultaten van de laboratoriumanalyses van het CDL ook geldig waren voor de op 8 april 2019 aangegeven goederen, omdat deze goederen identiek waren aan de op 28 september 2020 aangegeven goederen. Bij besluit van 20 mei 2021, genomen op grond van artikel 234 van de op het hoofdgeding toepasselijke versie van de douanewet heeft de douaneadministratie NTK 2004 een geldboete opgelegd van 17 895,95 Bulgaarse lev (BGN) (circa 9 153 EUR), gelijk aan 100 % van de onbetaalde rechten.
25 Bij vonnis van 3 december 2021 heeft de Rayonen sad Devnia (rechter in eerste aanleg Devnia, Bulgarije), waarbij NTK 2004 beroep had ingesteld, het besluit van 20 mei 2021 nietig verklaard op grond dat de douanefraude niet was bewezen. Deze rechter was onder meer van oordeel dat niet was aangetoond dat de door het CDL toegepaste laboratoriummethode officieel was erkend en dat dit besluit ten onrechte was gebaseerd op de GS-toelichtingen – waarin wordt verwezen naar het textureringsproces –, aangezien deze toelichtingen niet bindend zijn.
26 De douaneadministratie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, die in laatste aanleg uitspraak moet doen.
27 Volgens deze rechter zijn de Bulgaarse rechters tot uiteenlopende oplossingen gekomen met betrekking tot de tariefindeling van „palmshortening”. Sommige van die rechters hebben besluiten bekrachtigd waarbij de douaneautoriteiten deze producten onder post 1517 hebben heringedeeld, terwijl andere rechters soortgelijke herindelingsbesluiten nietig hebben verklaard, met name op grond dat het proces van „texturering” alleen wordt genoemd in de GS-toelichtingen, die de werkingssfeer van de GN niet kunnen wijzigen.
28 Volgens NTK 2004 dienen de betrokken goederen onder post 1511 te worden ingedeeld, omdat zij uitsluitend zijn bewerkt door middel van fysische processen die hun chemische samenstelling niet hebben gewijzigd. Volgens de douaneautoriteiten zijn de goederen „getextureerd”, dat wil zeggen dat zij een verdere bewerking hebben ondergaan die hun kristallijne structuur wijzigt, en moeten zij derhalve worden ingedeeld onder post 1517.
29 De verwijzende rechter merkt op dat de fabrikant van de betrokken goederen deze in de door hem in februari 2019 afgegeven certificaten heeft omschreven als „getextureerd palmvet”. Volgens NTK 2004 wordt de term „getextureerd” enkel gebruikt om een duidelijk onderscheid te maken tussen ten eerste geraffineerde en verpakte palmolie, zoals de betrokken goederen, ten tweede de geraffineerde olie van dezelfde soort, die niet is verpakt maar een grondstof vormt voor de vervaardiging van speciale gehydrogeneerde vetten en margarines, en ten derde niet-geraffineerde palmolie. NTK 2004 voert aan dat elke geraffineerde olie een aantal textureringsstappen ondergaat die een integrerend deel uitmaken van het raffinage- en verpakkingsproces, maar dat dit er niet toe leidt dat het product wordt „getextureerd” als bedoeld in post 1517. Deze post verwijst duidelijk naar een verdere chemische bewerking om bepaalde aanvullende structurele eigenschappen te verkrijgen. NTK 2004 betoogt dus dat zelfs indien de betrokken goederen een verdere bewerking hebben ondergaan om de kristallijne structuur ervan te wijzigen, een dergelijke „texturering” geen chemische bewerking is.
30 De verwijzende rechter wijst er echter op dat uit het rapport van het CDL blijkt dat geraffineerde, gebleekte en ontgeurde palmolie verdere technologische bewerkingen ondergaat, die de fractionering, namelijk de scheiding van vaste en vloeibare fracties van de palmolie, de daaropvolgende vermenging ervan in verschillende verhoudingen en een „laatste bewerking voor de plastificering (texturering) door middel van kristallisatie voor de modificatie van de kristallijne structuur”, kunnen omvatten. Op basis van dit rapport was er sprake van een „aanzienlijke wijziging van de consistentie” van het uit de betrokken goederen genomen staal, waaruit zou blijken dat deze goederen „een definitieve bewerking van de kristallijne structuur, genaamd ‚texturering’, hebben ondergaan”.
31 NTK 2004 betoogt dat het CDL niet bevoegd was om de onderzoeken volgens de toegepaste laboratoriummethodologie te verrichten en dat de wetenschappelijke waarde van die methodologie in andere zaken voor de Bulgaarse rechters in twijfel is getrokken. De verwijzende rechter merkt op dat noch de GN, noch de GN-toelichtingen, noch de GS-toelichtingen voorzien in normen, methoden, criteria of referentiewaarden voor het onderzoek naar de consistentie van palmolie, waardoor het objectief onmogelijk is om de objectiviteit en de geldigheid van de conclusies van het CDL juist te beoordelen.
32 In die omstandigheden heeft de Administrativen sad – Varna (bestuursrechter in eerste aanleg Varna, Bulgarije) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
Beantwoording van de prejudiciële vragen
33 Vooraf zij eraan herinnerd dat het Hof, wanneer het wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van de tariefindeling, tot taak heeft om de verwijzende rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen. Deze indeling is het resultaat van een louter feitelijke beoordeling en het staat niet aan het Hof om deze beoordeling te verrichten in het kader van een prejudiciële verwijzing (arrest van 9 maart 2023, SOMEO, C‑725/21, EU:C:2023:194, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34 Het staat bijgevolg aan de verwijzende rechter om de betrokken goederen in te delen in het licht van het antwoord van het Hof op de door hem gestelde vragen.
35 Voorts staat het volgens vaste rechtspraak, in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instantie en het Hof, aan het Hof om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan hij het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen in voorkomend geval te herformuleren (arrest van 3 juni 2021, BalevBio, C‑76/20, EU:C:2021:441, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
36 In het onderhavige geval blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat de verwijzende rechter met zijn eerste tot en met derde vraag en zijn vijfde vraag van het Hof wenst te vernemen welke uitlegging aan de posten 1511 en 1517 van de GN moet worden gegeven met het oog op de tariefindeling van de betrokken goederen, en met zijn vierde vraag het Hof verzoekt om te verduidelijken of de douaneautoriteiten hun eigen onderzoeksprocedures mogen ontwikkelen en toepassen, nu de regelgeving niet in methoden en criteria voor het onderzoek naar de consistentie van een product als het onderhavige voorziet om de bewerking door texturering aan te tonen.
Eerste tot en met derde en vijfde vraag
37 Met zijn eerste tot en met derde vraag en zijn vijfde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een goed dat door de fabrikant als „getextureerde palmolie” wordt aangeduid, onder post 1511 dan wel onder post 1517 van deze nomenclatuur valt.
38 Volgens algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken van deze nomenclatuur bepalend voor de tariefindeling van goederen. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet in het belang van de rechtszekerheid en van het gemak van de douanecontroles in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de post van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (arrest van 9 maart 2023, SOMEO, C‑725/21, EU:C:2023:194, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
39 Met betrekking tot de GS-toelichtingen en de GN-toelichtingen heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat zij weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, die als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de interpretatie daarvan (arrest van 9 maart 2023, SOMEO, C‑725/21, EU:C:2023:194, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
40 GN-post 1511 omvat volgens de bewoordingen ervan „palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd”.
41 In dit verband zij opgemerkt dat in de GS-toelichting op GS-post 1511, waarvan de tekst identiek is aan die van GN-post 1511, staat dat palmolie een aantal toepassingen kent en dat zij, wanneer zij geraffineerd is, wordt gebruikt in levensmiddelen, met name als bakvet en bij de vervaardiging van margarine.
42 GN-post 1517 omvat, naast „margarine”, „mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516”, dat wil zeggen andere dan „dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid”.
43 Ten eerste blijkt uit de GS-toelichting op post 1517 van het GS, waarvan de bewoordingen identiek zijn aan die van GN-post 1517, dat deze post met name producten omvat „waarvan de oliën en vetten vooraf gehydrogeneerd kunnen zijn, geëmulgeerd kunnen zijn [...] of gekneed of bewerkt door middel van texturering [...] of anderszins”. Wat meer bepaald het begrip „texturering” betreft, dit wordt in deze GS-toelichting gedefinieerd als een „wijziging van de textuur of de kristallijne structuur”. Voorts wordt daarin gepreciseerd dat die post ook bereidingen omvat die zijn verkregen uit één vet of olie, ook indien gehydrogeneerd, die zijn bewerkt volgens een van de in deze toelichting niet-uitputtend opgesomde processen, waaronder texturering. Tot de „voornaamste producten” van post 1517 behoren volgens de toelichting uitdrukkelijk „shortenings”, die volgens die toelichting „worden verkregen door middel van door texturering bewerkte oliën of vetten”. Ten slotte wordt daarin gepreciseerd dat „[l]outer geraffineerde enkelvoudige vetten en oliën [...] onder hun respectieve posten ingedeeld [blijven], ook al zijn zij verpakt om in de detailhandel te worden aangeboden”.
44 Hieruit moet worden afgeleid dat het wezenlijke kenmerk van de goederen die onder post 1517 kunnen vallen, is dat het gaat om „mengsels”, dat wil zeggen producten verkregen uit mengsels van vetten en/of oliën, of „bereidingen”, dat wil zeggen producten verkregen uit één enkel vet dat of één enkele olie die een bewerking heeft ondergaan door middel van de processen die ter illustratie worden genoemd in de GS-toelichting op die post. Vastgesteld moet worden dat nergens in de GN, de toelichtingen op de GN of de toelichtingen op het GS wordt vermeld dat een mengsel of bereiding slechts onder post 1517 kan worden ingedeeld indien dat mengsel of die bereiding een bewerking heeft ondergaan die leidt tot een chemische wijziging van de producten waaruit dat mengsel of die bereiding is samengesteld.
45 Ten tweede omvat post 1511 zowel ruwe palmolie en fracties daarvan als geraffineerde maar niet chemisch gewijzigde palmolie en fracties daarvan. Bijgevolg kan palmolie die een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan, niet onder deze post vallen. In dit verband doet de vraag of deze producten als gevolg van deze bewerking chemisch zijn gewijzigd, niet ter zake.
46 Om indeling van de betrokken producten onder post 1511 uit te sluiten, is het derhalve voldoende te bepalen of deze producten een andere bewerking dan raffinage hebben ondergaan, zoals texturering, die er volgens de GS-toelichting op deze post in bestaat de textuur of de kristallijne structuur van het betrokken product te wijzigen.
47 Onder voorbehoud van de beoordeling van alle feiten waarover de verwijzende rechter beschikt en die hij in dat verband dient te verrichten, blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat het betrokken product geraffineerde, gebleekte en ontgeurde palmolie is. Zoals de verwijzende rechter aangeeft, blijkt ook uit de door de fabrikant overgelegde certificaten dat deze olie „getextureerd” is. Uit het verzoek om een prejudiciële beslissing moet ook worden afgeleid dat NTK 2004 in het kader van het hoofdgeding niet betwist dat dit product mogelijk een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan. In dit verband benadrukt deze onderneming enerzijds dat elke geraffineerde olie een aantal textureringsstappen ondergaat die een integrerend deel uitmaken van het raffinage- en verpakkingsproces en anderzijds dat dit product geen enkele chemische wijziging heeft ondergaan, hetgeen volgens haar voldoende is om indeling onder post 1511 te rechtvaardigen en indeling onder post 1517 uit te sluiten.
48 Gelet op het voorgaande moet een product met objectieve kenmerken en eigenschappen als die van het betrokken product worden geacht onder post 1517 te kunnen vallen, onder voorbehoud van de verificaties die de verwijzende rechter zal moeten verrichten met betrekking tot de fysieke kenmerken van dat product, met name in het licht van de door de partijen in het hoofdgeding over dat product geformuleerde beweringen (zie naar analogie arrest van 19 oktober 2017, Lutz, C‑556/16, EU:C:2017:777, punt 53). Om vast te stellen of dat product onder post 1511 of post 1517 valt, zal deze rechter meer bepaald aan de hand van de gegevens waarover hij beschikt en de resultaten van de door de douaneautoriteiten verrichte analyses moeten onderzoeken of het product een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan.
49 Bijgevolg moet op de eerste tot en met derde en de vijfde vraag worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een bereiding, voor menselijke consumptie, van palmolie die niet onder post 1516 van deze nomenclatuur valt en die een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan, onder post 1517 valt, waarbij de vraag of deze bereiding als gevolg van die bewerking chemisch is gewijzigd, niet ter zake doet.
Vierde vraag
50 Met zijn vierde vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof in wezen om te verduidelijken of de douaneautoriteiten – nu de regelgeving niet voorziet in methoden en criteria voor het onderzoek naar de consistentie van een product als het onderhavige om de bewerking door texturering aan te tonen – hun eigen analyseprocedures mogen ontwikkelen en toepassen.
51 Er zij op gewezen dat noch de GN noch de toelichtingen daarbij een specifieke methode aanreiken om in voorkomend geval de consistentie van een product als het onderhavige te onderzoeken.
52 Maar zelfs wanneer de toelichtingen op de GN specifiek voorzien in een methode, kan deze niet worden geacht de enige toepasselijke te zijn voor het onderzoek van de wezenlijke kenmerken van de betrokken producten, zoals de consistentie ervan (zie in die zin arrest van 12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
53 Hieruit volgt dat de douaneautoriteiten van een lidstaat of een marktdeelnemer zich tot de bevoegde instantie kunnen wenden indien zij van mening zijn dat de methode van de toelichtingen bij de GN leidt tot een resultaat dat niet in overeenstemming is met de GN. Het staat dan aan de aangezochte rechter om te beoordelen welke methode het meest geschikt is om de kenmerken van de betrokken producten te bepalen die essentieel zijn voor de indeling ervan (zie in die zin arrest van 12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punten 54 en 55). A fortiori moet worden geoordeeld dat wanneer de toepasselijke regeling niet in een methode voorziet, de douaneautoriteiten de methode van hun keuze mogen toepassen, mits deze methode kan leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met de GN, hetgeen in geval van betwisting door de nationale rechter moet worden nagegaan.
54 In het licht van het voorgaande moet de GN aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten – nu deze nomenclatuur niet voorziet in methoden en criteria om te bepalen of een niet onder post 1516 van deze nomenclatuur vallende bereiding voor menselijke consumptie van palmolie een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan – de daartoe geschikte methode kunnen kiezen, mits deze kan leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met de GN, waarbij het aan de nationale rechter staat om dit na te gaan.
Kosten
55 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:
1) De gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/1602 van de Commissie van 11 oktober 2018 en uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019,
moet aldus worden uitgelegd dat
een bereiding voor menselijke consumptie van palmolie die niet onder post 1516 van deze nomenclatuur valt en die een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan, onder post 1517 valt, waarbij de vraag of deze bereiding als gevolg van die bewerking chemisch is gewijzigd, niet ter zake doet.
2) De gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening 2018/1602 en uitvoeringsverordening 2019/1776, moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten – nu deze nomenclatuur niet voorziet in methoden en criteria om te bepalen of een dergelijke bereiding een andere bewerking dan raffinage heeft ondergaan – de daartoe geschikte methode kunnen kiezen, mits deze kan leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met de gecombineerde nomenclatuur, waarbij het aan de nationale rechter staat om dit na te gaan.
ondertekeningen
* Procestaal: Bulgaars.