Direct naar content gaan

Samenvatting

In het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2023 (23/00227, ECLI:NL:HR:2023:1570, NLF 2023/2737, met noot van Van den Berg) was het volgende aan de orde.

X (belanghebbende) is enig aandeelhouder en bestuurder van een bv. Door deze vennootschap is aan hem op 1 januari 2012 een lening van € 100.000 (dertig jaar vast, 7,9%: lening 1) verstrekt. De bv gaf een rentekorting, waardoor 6,5% is verschuldigd. In 2015 heeft X € 25.000 afgelost (uit eigen vermogen).

Op 17 december 2016 is wederom € 25.000 afgelost. Daarvoor is € 34.078 aan boeterente in rekening gebracht. Op 28 december 2016 heeft X € 50.000 opgenomen uit een rekening-courantrekening met de bv voor onderhoud en verbetering van de eigen woning (dertig jaar vast, 4,2%: lening 2).

Bij lening 1 is vervroegd aflossen toegestaan, maar dan is er een boeterente verschuldigd gelijk aan de door de vennootschap gederfde rente-inkomsten. De boeterente zal worden berekend volgens de ‘netto contante waarde’-methode. Voor lening 2 geldt dezelfde clausule. Volgens de Hoge Raad is boeterente die is betaald bij het oversluiten van een lening ter financiering van een eigen woning, onmiddellijk aftrekbaar voor zover die boeterente zakelijk is.

In de verwijzing naar Hof Amsterdam, geeft de Hoge Raad dit Hof een tweetal vragen mee:

  1. Is sprake van een herfinanciering van de eigenwoningschuld bij de eigen bv?
  2. Zo ja, is de boeterente die hierdoor is verschuldigd, zakelijk?

Partijen hebben ter zitting van het Hof overeenstemming bereikt in die zin dat de aanslag IB/PVV 2016 verminderd dient te worden tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.898.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
27 juni 2024
Rolnummer
24/130
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1775
NLF-nummer
NLF 2024/1624
Aflevering
9 juli 2024
bwbr0011353&artikel=3.120,bwbr0011353&artikel=3.120

Naar de bovenkant van de pagina