Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze fiscale strafzaak is de verdachte bij arrest van 26 januari 2022 door Hof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld wegens het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, ertoe strekkende dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Hij is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren die 120 dagen hechtenis vervangt en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

De advocaat van de verdachte stelt bij de Hoge Raad de volgende drie cassatiemiddelen voor:

  1. een motiveringsklacht over het oordeel van het Hof dat de verdachte ten onrechte zijn ligboxenstal in Duitsland naar nihil heeft afgewaardeerd en dat de opbrengst van de verkoop van die stal hem ten goede is gekomen (de (on)juistheid van de aangiften);
  2. een klacht dat geen opzet bewezen kan worden omdat het fiscale standpunt van de verdachte pleitbaar was (opzet op onjuistheid / pleitbaar standpunt);
  3. een klacht dat het Hof onvoldoende respons heeft gegeven op een uitdrukkelijk en onderbouwd verweer dat de onjuistheid er niet toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven (de objectieve strekking van de gedraging).

Vanwege overschrijding van de redelijke termijn vermindert de Hoge Raad de opgelegde taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 228 uren beloopt, subsidiair 114 dagen hechtenis.

Voor het overige wordt het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2024/1361, met noot van Kerckhoffs).

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
HR
Datum instantie
9 juli 2024
Rolnummer
22/00345
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:976
NLF-nummer
NLF 2024/1743
Aflevering
23 juli 2024

Naar de bovenkant van de pagina