Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is enig erfgenaam van een in 2022 overleden erflater. Op 30 mei 2022 is een aangiftebrief verstuurd naar X. Hierin is onder meer opgenomen dat de aangifte erfbelasting vóór 4 oktober 2022 binnen moet zijn bij de Belastingdienst.

Nadat X bij brief van 28 oktober 2022 heeft verzocht een voorlopige aanslag erfbelasting op te leggen, is met dagtekening 22 november 2022 een voorlopige aanslag erfbelasting aan hem opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij € 7.406 belastingrente in rekening gebracht.

X komt tevergeefs op tegen de in rekening gebrachte belastingrente.

De in artikel 30g, lid 4, AWR bedoelde termijn van acht maanden waarbinnen het verzoek om de voorlopige aanslag ontvangen zou moeten zijn, eindigde in casu op 3 oktober 2022. Vast staat dat het verzoek om een voorlopige aanslag niet voor 4 oktober 2022 is ontvangen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake, zodat de Inspecteur terecht belastingrente in rekening heeft gebracht.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
30 augustus 2024
Rolnummer
23/3608
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:6084
NLF-nummer
NLF 2024/2141
Aflevering
24 september 2024
bwbr0002320&artikel=30g&lid=4,bwbr0002320&artikel=30g&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid