Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 1 september 2012 is aan X (belanghebbende) € 831 omzetbelasting in rekening gebracht in verband met de levering van zonnepanelen. X heeft, in verband met levering van elektriciteit, zelf in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 € 21 omzetbelasting in rekening gebracht aan derden. Hij heeft de Belastingdienst op 8 maart 2013 verzocht om als ondernemer geregistreerd te worden. Aan dit verzoek is voldaan. Aan X is een aangiftebiljet uitgereikt voor het aangiftetijdvak 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. De aangifte moest op 6 mei 2013 binnen zijn bij de Belastingdienst. X heeft de aangifte op 7 april 2013 ingediend en per saldo om een teruggaaf van € 810 verzocht. De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat het niet tijdig is gedaan.

In geschil is of X het teruggaafverzoek tijdig heeft gedaan.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat X over het derde kwartaal 2012 aangifte had moeten doen. Hij heeft niet binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. Dit betekent dat het verzoek om teruggaaf niet tijdig is gedaan.

X heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad stelt voorop dat in de Nederlandse wet niet de verplichting voor een belastingplichtige is opgenomen opgaaf te doen van het begin van zijn activiteit als belastingplichtige (vgl. artikel 213 Btw-richtlijn).

Op grond van artikel 6, lid 2 en 3, AWR gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, Uitv.reg. AWR is een belastingplichtige die belasting moet betalen – en die niet reeds is uitgenodigd tot het doen van aangifte – gehouden de Inspecteur te verzoeken te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte en wel vóór het tijdstip waarop de belasting moet worden betaald. Voor gevallen waarin een belastingplichtige geen belasting behoeft te betalen, is in de AWR geen verplichting opgenomen noch een termijn gesteld voor het doen van een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte. De verplichting de Inspecteur te verzoeken te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte ontstaat voor een ondernemer daarom pas voor tijdvakken waarin de verschuldigde OB de in aftrek gebrachte OB overtreft. Een ondernemer die niet uit eigen beweging de aanvang van zijn belaste activiteiten heeft gemeld bij de Inspecteur en die niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, kan daarom niet worden tegengeworpen dat hij niet tijdig bij aangifte een verzoek om teruggaaf heeft gedaan.

X heeft niet eerder dan in maart 2013 verzocht te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte over de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. Dit verzoek moet worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 6, lid 2, AWR, oordeelt de Hoge Raad. Dat X dit verzoek niet tijdig heeft gedaan kan hem niet worden tegengeworpen, omdat in dit geval geen termijn geldt waarbinnen een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte moet worden gedaan.

Het andersluidende oordeel van het Hof geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

In casu heeft de Inspecteur X overeenkomstig diens verzoek uitgenodigd tot het doen van een eerste aangifte OB over het tijdvak 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. In aanmerking nemende de dagtekening van de factuur – 1 september 2012 – heeft X de hem in rekening gebrachte OB in het voorgeschreven tijdvak in aftrek gebracht en heeft hij over het juiste tijdvak een verzoek om teruggaaf gedaan. De Inspecteur heeft dan ook ten onrechte het verzoek om teruggaaf afgewezen.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2016/0528, met noot van Wolf).

Context

In het Fuchs-arrest oordeelde het HvJ dat particulieren die middels een zonnepaneleninstallatie tegen vergoeding stroom leveren aan energiemaatschappijen belastingplichtig zijn voor de btw en recht hebben op teruggaaf van de voorbelasting op de aanschaf van de installatie. Daarop volgde in Nederland een groot aantal procedures over het te gelde maken van het recht op aftrek van voorbelasting op de zonne-energie-installaties, waarbij de feitenrechters uiteenlopend beslisten. Dit arrest biedt de gewenste duidelijkheid.

Zoals ook in de vele andere procedures, staat in onderhavige zaak ter discussie of belanghebbende het verzoek om teruggaaf van voorbelasting op de zonne-energie-installatie tijdig heeft gedaan. Het geschil spitst zich toe op de wijze waarop de tijdigheid moet worden vastgesteld: moet voor de beoordeling daarvan acht worden geslagen op de verplichting om te verzoeken om een uitnodiging tot het doen van aangifte conform artikel 6, lid 2 en 3, AWR jo. artikel 3, lid 1, Uitv.reg. AWR, ingeval de Belastingdienst geen uitnodiging heeft verstuurd?

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
15 december 2017
Rolnummer
15/05937
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:3127
Auteur(s)
mr. L.M.S.M. van Esdonk-Bongaarts
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/0023
Aflevering
4 januari 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1066
bwbr0002629&artikel=14&lid=1,bwbr0002320&artikel=10,bwbr0002320&artikel=6,bwbr0002320&artikel=6&lid=3,bwbr0002320&artikel=19,bwbr0002629&artikel=14,bwbr0002629&artikel=14&lid=1,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=17,bwbr0002629&artikel=31,bwbr0002629&artikel=31&lid=1,bwbr0002629&artikel=31,bwbr0002320&artikel=10,bwbr0002320&artikel=6,bwbr0002320&artikel=19,bwbr0002629&artikel=14,bwbr0002629&artikel=14&lid=1,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid