Direct naar content gaan

Samenvatting

D NV (België) hield tot 23 december 2003 alle aandelen in X BV (Nederland), belanghebbende. D NV was tot dat moment tevens enig aandeelhoudster van E NV (Nederland).
Gedurende het jaar 2004 waren de aandeelhouders van D NV: A (25 percent) en diens meerderjarige kinderen F (17 percent), G (17 percent) en H (41 percent). Ieder van de aandeelhouders bezat 25 percent van de stemrechten in D NV.
Op 31 december 2003 heeft D NV haar aandelen in X BV verkocht aan de persoonlijke houdstervennootschappen van F, G en H (hierna: de kinderen). De aandelen in X BV zijn op hetzelfde moment gecertificeerd en worden sindsdien gehouden door de Stichting Administratiekantoor X. Het bestuur van die stichting werd vanaf de oprichtingsdatum gevormd door A en zijn echtgenote. Na de verkoop hield ieder van de kinderen middellijk een derde van de certificaten van aandelen in X BV. X BV heeft vervolgens op 31 december 2003 de aandelen E NV overgenomen van D NV. De koopsom is X BV schuldig gebleven aan D NV.
X BV heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2004 een rentelast in aanmerking genomen ter zake van de schuld aan D NV. De inspecteur heeft dit met een beroep op het bepaalde in artikel 15ad, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting (tekst 2004; hierna: Wet Vpb) niet toegestaan.
Voor de Rechtbank was in geschil of X BV en D NV met elkaar verbonden lichamen in de zin van artikel 10a, lid 4, letter c, Wet Vpb vormen.
De Rechtbank heeft die vraag bevestigend beantwoord en geoordeeld dat H door middel van de door haar (middellijk) gehouden (certificaten van) aandelen in X BV en in D NV een financieel belang in beide vennootschappen had van ten minste een derde gedeelte en dat in een dergelijk geval altijd is voldaan aan de in het vorenbedoelde letteronderdeel c gestelde voorwaarden. De Rechtbank heeft voorts geoordeeld dat daaraan niet afdoet het feit dat H in beide vennootschappen een stemrecht van minder dan een derde gedeelte had. Tegen dit oordeel heeft X BV cassatieberoep ingesteld (sprongcassatie). De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van de Rechtbank en verklaart het cassatieberoep ongegrond. Anders A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Geconditioneerde bronbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
8 april 2011
Rolnummer
10/00651
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP1489
ECLI:NL:PHR:2011:BP1489
bwbr0002471&artikel=10a&lid=7,bwbr0002672&artikel=10a&lid=4,bwbr0042952&artikel=1.2&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina