Direct naar content gaan

Samenvatting

De staatssecretaris heeft Kamervragen beantwoord over een een mogelijke vpb-vrijstelling voor kinderopvang naar voorbeeld van de zorg.

Artikel 5, lid 1, onderdeel c, Wet VpB 1969 bevat een vrijstelling voor zorginstellingen, sociale werkbedrijven en sociale kredietbanken die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bezighouden met de in dat onderdeel opgesomde werkzaamheden. Deze subjectieve vrijstellingen worden gedragen door de maatschappelijke functie die de lichamen kenmerkt en het bijzondere belang dat daarmee wordt vertegenwoordigd. In artikel 4 Uitv.besl. VpB 1971 is als aanvullende voorwaarde opgenomen dat het lichaam van publiekrechtelijke aard is dan wel, indien dat niet het geval is, eventueel behaalde winsten uitsluitend kunnen worden aangewend ten bate van – kort gezegd – het vrijgestelde lichaam of een algemeen maatschappelijk belang. Door de werkzaamhedeneis uit de wet en de winstbestemmingseis van het Uitv.besl. VpB 1971 wordt gewaarborgd dat slechts die instellingen waarvoor de regeling oorspronkelijk bedoeld was, een beroep op de vrijstelling kunnen doen.

De staatssecretaris geeft in zijn antwoorden aan dat het bestaansrecht van de subjectieve vrijstellingen onder druk komt te staan naarmate de vrijgestelde lichamen activiteiten uitoefenen waarmee zij in concurrentie treden met reguliere marktpartijen. In die gevallen genieten de lichamen als gevolg van de vrijstelling immers een concurrentievoordeel.

Kinderopvangorganisaties die hun diensten zonder winstoogmerk aanbieden, oefenen een economische activiteit uit en kwalificeren daarmee als onderneming indien het aanbod concurreert met dat van deelnemers aan het economische verkeer die winst nastreven. Uit onderzoek van SEO blijkt dat ruim 60% van het aanbod van kinderdag- en buitenschoolse opvang wordt verzorgd door commerciële aanbieders. Kinderopvangorganisaties zonder winstoogmerk treden dus in concurrentie met reguliere marktpartijen en kwalificeren derhalve als onderneming. Dit verhoudt zich niet goed met de achtergrond van de subjectieve vrijstellingen, die niet zijn bedoeld om commerciële of ondernemingsactiviteiten van de belastingheffing vrij te stellen. Bovendien leidt een vrijstelling voor kinderopvangorganisaties zonder winstoogmerk naar alle waarschijnlijkheid tot strijdigheid met de Europese staatssteunregels, aldus de staatssecretaris.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
6 juni 2024
Rolnummer
2024-0000341342
NLF-nummer
NLF 2024/1375
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0002672&artikel=5,bwbr0002672&artikel=5,bwbr0002786&artikel=4,bwbr0002786&artikel=4

Naar de bovenkant van de pagina