Direct naar content gaan

Samenvatting

X (nv; belanghebbende) verricht onder andere belastingadviesdiensten. A was van 2006 tot 2018 cliënt van X.

A is via een administratiekantoor indirect enig aandeelhouder van bv 1. Bv 1 heeft eind 2009 haar dochtervennootschappen verkocht voor een bedrag van circa € 22.500.000.

X heeft A geadviseerd over de fiscale gevolgen van het op verschillende wijze beleggen van de vrijgekomen liquiditeiten. A heeft gekozen voor het zogenoemde Curaçao-scenario. In het kader van de gekozen structuur is bv 1 per 1 januari 2010 statutair gevestigd op Curaçao en heeft bv 1 een bv opgericht (bv 2), die tevens statutair gevestigd is op Curaçao.

De Inspecteur stelt dat de werkelijke leiding over de bedrijfsuitoefening van bv 2 wordt uitgeoefend door A vanuit Nederland. De Inspecteur heeft aan bv 2 vergrijpboetes opgelegd ingevolge artikel 67d en 67e AWR. Aan X is voor het jaar 2013 een medeplegersboete opgelegd (artikel 67e AWR) ter hoogte van € 50.000.

X heeft beroep ingesteld en Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart dat gegrond.

Zij oordeelt dat meerdere op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken, maar verbindt hieraan geen gevolgen omdat de boete al om andere redenen wordt vernietigd. De Rechtbank acht het namelijk niet buiten redelijke twijfel dat X met (voorwaardelijk) opzet, dan wel grofschuldig, beboetbaar heeft gehandeld.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
22 augustus 2024
Rolnummer
21/908
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5853
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0002320&artikel=67e

Naar de bovenkant van de pagina