Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak verklaart Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van X (belanghebbende) tegen de aanslag IB/PVV 2020 ongegrond.

De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.287, wat resulteerde in een verschuldigd bedrag van € 938 na verrekening van heffingskortingen.

X stelt bij de Rechtbank dat zij geen belasting hoeft te betalen en dat zij recht heeft op een hogere teruggaaf, onder verwijzing naar een vermeende belastingvrije voet van € 8.200.

De Rechtbank oordeelt dat X vanaf september 2020 binnenlands belastingplichtig is en dat de heffingskortingen terecht tijdsevenredig zijn verminderd.

Verder wijst de Rechtbank erop dat er geen wettelijke grondslag is voor een belastingvrije voet zoals gesteld door X. Bovendien is de reeds ingehouden loonheffing hoger dan het verschuldigde belastingbedrag, waardoor een teruggaaf van € 290 correct is toegekend. De aanslag is juist, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
23 juli 2024
Rolnummer
23/3637
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5065
NLF-nummer
NLF 2024/1940
Aflevering
27 augustus 2024
bwbr0011353&artikel=2.7,bwbr0011353&artikel=2.7

Naar de bovenkant van de pagina