Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De echtgenoot van een vrouw is in 1994 overleden. De vrouw heeft in een inkeerbrief van 28 september 2009 aan de inspecteur verklaard dat zij over buitenlands vermogen beschikt tot zij tot op die datum niet heeft aangegeven. Zij heeft hierbij een groot aantal afschriften van bankrekeningen bij verschillende banken aan de inspecteur overgelegd.
Naar aanleiding van de brief heeft de inspecteur om nadere informatie verzocht en uiteindelijk verkregen. De vrouw heeft onder meer verklaard dat zij pas vanaf 1999 op de hoogte was van de buitenlandse bankrekeningen, nadat zij de kluis van haar overleden echtgenoot met behulp van een slotenmaker had geopend. In deze kluis trof zij de afschriften van de buitenlandse bankrekeningen aan en pandbrieven aan toonder.
Met dagtekening 31 augustus 2010 zijn met toepassing van de verlengde navorderingstermijn navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1997 tot en met 2000.
In deze procedure is in geschil of de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld heeft bij het voorbereiden en opleggen van de navorderingsaanslagen.
Bij de vraag of de inspecteur zijn taak voldoende voortvarend ter hand heeft genomen, geldt als uitgangspunt dat indien hij, zonder dat daartoe goede redenen bestaan, zes maanden of langer geen actie heeft ondernomen, aangenomen wordt dat hij onvoldoende voortvarend gehandeld heeft.
Volgens Hof Den Bosch hoefde de inspecteur niet meteen na ontvangst van de inkeerbrief de navorderingsaanslagen op te leggen, maar mocht hij eerst vragen om nadere gegevens en inlichtingen. De door de vrouw bij de inkeerbrief overgelegde bankafschriften waren immers niet compleet. De informatie die de vrouw verstrekt had was onvoldoende volledig en bepaald om de belastingschuld over de onderscheidene jaren te kunnen vaststellen.
Aangezien nergens een onverklaarbare vertraging is opgetreden van meer dan zes maanden, zijn de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend opgelegd.
Het Hof bevestigt de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1997-2000
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
7 maart 2014
Rolnummer
13/00550
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:705

Naar de bovenkant van de pagina