Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft om een dwangsom verzocht omdat de Inspecteur volgens hem niet tijdig een beslissing heeft genomen op zijn verzoeken om ambtshalve vermindering van de aan hem opgelegde aanslagen IB/PVV 2017 en 2018. De Inspecteur heeft het verzoek volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant echter terecht afgewezen.

AArtikel 4:17, lid 1, Awb bepaalt dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt als een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven. Volgens het derde lid is de dwangsom verschuldigd vanaf de dag waarop twee weken zijn verstreken na het verstrijken van de beslistermijn, mits er een ingebrekestelling is ontvangen.

Een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag IB/PVV dient volgens artikel 9.6 Wet IB 2001 binnen acht weken door de Inspecteur te worden behandeld, conform artikel 4:13 Awb. In deze zaak ontving de Inspecteur de ingebrekestelling op 26 april 2022, waardoor de beslissing uiterlijk op 10 mei 2022 genomen moest worden om een dwangsom te vermijden. De beslissingen zijn op 10 mei 2022 verzonden, hoewel de dagtekening 12 mei 2022 aangeeft. Volgens de Inspecteur is de datum van verzending bepalend voor het moment waarop de beschikking is gegeven en daarom is er geen dwangsom verschuldigd.

Dit standpunt wordt door de Rechtbank bevestigd. De Inspecteur is geen dwangsom verschuldigd over twee dagen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
3 juli 2024
Rolnummer
22/3641; 22/3643
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4499
NLF-nummer
NLF 2024/1685
Aflevering
16 juli 2024
bwbr0005537&artikel=4:13,bwbr0005537&artikel=4:13,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:17

Naar de bovenkant van de pagina