Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Politieke column

Tweede Kamerleden kietelen zichzelf naast hun salaris (schadeloosstelling) van € 10.133 bruto per maand – vermeerderd met een vakantie-uitkering van 8% en een eindejaarsuitkering van 8,3% – met een stapeling onbelaste vergoedingen. Deze bedragen zijn niet voor de poes. De vergoedingen voor dienstreizen, beroepskosten en verblijfskosten tellen op tot een bedrag tussen de € 10.000 en € 40.000 per jaar (afhankelijk van de woonplaats van het Kamerlid). 

Via een aanwijzing als eindheffing en de daaraan (deels) gekoppelde vrije ruimte van de werkkostenregeling is de belastingvrije vergoeding voor de Kamerleden geregeld. Daar waar ieder ander de blaren op de tong moet kletsen om meer dan € 2.400 per jaar onbelast te toucheren (gebruikelijkheidstoets), is hier kennelijk sprake van een ‘exceptionele situatie’. Die kreet van ex-staatssecretaris Idsinga over afhandeling van de Toeslagenaffaire houden we erin, want volgens de inmiddels weer als Kamerlid opererende fiscalist legitimeert een ‘exceptionele situatie’ fiscaal gerommel. 

Met een evaluatie van de werkkostenregeling en meer specifiek van de vrije ruimte (en de heffing bij de werkgever over het meerdere) zouden deze onbelaste vergoedingen langs een meetlat worden gelegd. De spotlight doet doorgaans wonderen. Eerst benoemen, dan evalueren en tot slot klaarzetten voor het grofvuil. De werkkostenregeling is echter geen fiscale regeling. Ergo: geen spotlight, geen evaluatie en dus doorgaan met torenhoge onbelaste vergoedingen. 

Hoe anders is dat met het lage vpb-tarief. Toen de schijfgrens in 2022 op € 395.000 werd gezet bij een tarief van 15% (inmiddels € 200.000 bij een tarief van 19%) zagen ambtenaren opeens een kans het lage vpb-tarief op de officiële lijst met fiscale regelingen te zetten. De spotlight deed vervolgens de rest. Eind 2024 lag er al een evaluatie van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB houdt zich bezig met het certificeren van fiscale ramingen en daarnaast participeren vertegenwoordigers van het bureau in studiegroepen en fiscale adviescommissies, hetgeen toch een ongemakkelijke rolvermenging blijft. 

Deze meevoetballende scheidsrechter concludeert nu dat het lage vpb-tarief beperkt doeltreffend en niet doelmatig is. Tegelijkertijd kunnen de rekenmeesters in de parlementaire stukken niet vinden welk beleidsdoel met het lage vpb-tarief wordt nagestreefd. Huh? Je spreekt je uit over een beleidsdoel, terwijl er strikt genomen geen beleidsdoel is. Soort buitenspel staan op je eigen helft. Om er toch maar wat van te maken, is de politieke wens ‘het mkb ondersteunen’ als toetssteen genomen. Lang verhaal kort: het lage vpb-tarief is eind vorig jaar door het CPB klaargezet voor het grofvuil.

Ambtelijk Financiën klinkt het als muziek in de oren. Zij hebben in dit verband een extern onderzoeksbureau een ‘invoeringstoets tariefwijziging vpb’ laten uitvoeren. Er zijn daarvoor vijf fiscalisten van koepelorganisaties en vijf fiscalisten uit de adviespraktijk gehoord. Een van de mooiste conclusies van de onderzoekers: kennis over de wijziging in de vpb is onder geïnterviewden hoog. Geschoolde fiscalisten weten natuurlijk wel waarover ze kletsen, maar voor de onderzoekers is dat kennelijk verrassend. Zo’n open schuifpui stemt tot vrolijkheid.

Dit alles mondt uit in een adviesnotitie aan de nieuwbakken belastingstaatssecretaris Van Oostenbruggen. De bewindsman wordt voorgehouden dat een negatieve evaluatie van het lage vpb-tarief noopt tot herbezinning. Afschaffing zou circa € 3 miljard vrij spelen. De ambtenaren wijzen daarbij op een nog openstaande taakstelling uit het regeerakkoord van € 250 miljoen. Bovendien is Van Oostenbruggen naarstig op zoek naar extra geld – een bedrag van € 1,3 miljard wordt genoemd – om de btw-verhoging op cultuur, sport en media uit de belastingwet te halen. 

Tijdens de voorjaarsbesluitvorming kan het lage vpb-tarief dus zomaar in de container verdwijnen. De drieslag ‘benoemen-evalueren-klaarzetten’ is daarbij uiterst effectief uitgevoerd. De torenhoge onbelaste vergoedingen aan Kamerleden verdienen eenzelfde behandeling.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Loonbelasting
Publicatiedatum
14 januari 2025
NLF-nummer
NLF-P 2025/1
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Columnist

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid