Terechte naheffing assurantiebelasting ter zake van verzekering satellieten
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 oktober 2023
Samenvatting
X (SA; belanghebbende), gevestigd te Luxemburg, maakt samen met A (bv), een in Nederland gevestigde vennootschap, onderdeel uit van een groep. A is eigenaar van een vloot GEO (Geostationary Earth Orbit)-satellieten. De satellieten worden commercieel geëxploiteerd door A.
In de jaren 2015 tot en met 2018 (of een deel daarvan) waren vijf satellieten van A verzekerd bij X. Het gaat daarbij om zowel een launch-verzekering als een in-orbit-verzekering.
De Inspecteur heeft ter zake van voornoemde verzekeringen aan X naheffingsaanslagen assurantiebelasting opgelegd ingevolge artikel 20 Wet BRV.
Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is sprake van verzekering van vermogensrisico en heeft A dit vermogensrisico nadrukkelijk naar zich toegetrokken. De plaats van risico van de verzekeringen is daarom gelegen in Nederland.
De zogenoemde transportvrijstelling is volgens de Rechtbank niet van toepassing op de premies die betrekking hebben op de verzekering van de risico’s vanaf fase 2 (na loskoppeling van de raket). Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval de naheffingsaanslagen juist zijn berekend.
Het beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen
belanghebbende sa, gevestigd te plaats (Luxemburg), belanghebbende (gemachtigde: gemachtigde 1),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 30 november 2021.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor elk van de jaren 2015 tot en met 2018 een naheffingsaanslag assurantiebelasting opgelegd (de naheffingsaanslagen). De nageheven assurantiebelasting bedraagt € 932.719 (2015), € 802.705 (2016), € 403.620 (2017) en € 3.830.741 (2018).
1.2. Gelijktijdig met de vaststelling van elke naheffingsaanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete van € 1.250 opgelegd (de verzuimboeten).
1.3. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten ongegrond verklaard.
1.4. De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een nader stuk ingediend. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen.
1.5. De rechtbank heeft de beroepen op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- namens belanghebbende: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] en mr. J. Kastelein;
- namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten terecht aan belanghebbende zijn opgelegd en niet te hoog zijn vastgesteld. In het bijzonder beoordeelt de rechtbank of de plaats van risico van de verzekering waarvan belanghebbende de verzekeraar is in Nederland is gelegen en zo ja, of de vrijstelling voor transportverzekeringen (deels) van toepassing is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de plaats van risico van de verzekering in Nederland gelegen en is de vrijstelling voor transportverzekeringen niet van toepassing op het deel van de verzekeringspremies waar de naheffingsaanslagen betrekking op hebben. De naheffingsaanslagen en de verzuimboeten zijn terecht aan belanghebbende opgelegd en de naheffingsaanslagen zijn niet te hoog vastgesteld. De verzuimboeten moeten wel worden verminderd in verband met een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Verzekeringen
4. Belanghebbende maakt samen met [B.V.] ( [B.V.] ), een in Nederland gevestigde vennootschap, onderdeel uit van de [groep] . [B.V.] is eigenaar van een vloot GEO (“Geostationary Earth Orbit”) satellieten. De satellieten worden commercieel geëxploiteerd door [B.V.] . [B.V.] stelt de datacommunicatiecapaciteit van de satellieten tegen vergoeding ter beschikking aan haar klanten.
4.1. In de jaren 2015 tot en met 2018 (of een deel daarvan) waren vijf satellieten van [B.V.] verzekerd bij belanghebbende. Het gaat daarbij om zowel een launch-verzekering als een in-orbit-verzekering. De launch-verzekering is de verzekering voor de vijf fasen die horen bij de lancering van satellieten (zie ook hierna in 4.5). De in-orbit-verzekering is de verzekering voor de commerciële exploitatie van de satellieten gedurende de commerciële levensduur vanaf enige tijd na aanvang van fase 5, terwijl de satellieten zich in een baan rond de aarde boven de evenaar – in-orbit – bevinden.
4.2. De satellieten zijn onder zowel de launch-verzekering als de in-orbit-verzekering verzekerd op basis van de boekwaarde van de satelliet. De omvang van de verzekeringsuitkering wordt bepaald door de beperktere transpondercapaciteit (commerciële capaciteit) die de satelliet na de schade nog heeft in verhouding tot de totale transpondercapaciteit die de satelliet zonder schade zou hebben. Deze verhouding wordt vervolgens toegepast op de maximale uitkering. De maximale uitkering is in essentie de boekwaarde van de satelliet.
4.3. Onder de lanch-verzekering en in-orbit-verzekering wordt ook de schade (verlies aan commerciële boekwaarde) van de satellieten gedekt die ontstaat door een fout bij het controleren, volgen of besturen van de satellieten door één van de groepsmaatschappijen van [B.V.] ( [bedrijf] in Luxemburg of de Verenigde Staten van Amerika (VS), zie hierna in 4.6), tenzij sprake is van opzet of grove schuld. Schade die ontstaat door een fout in de besturing door [bedrijf] kan op basis van de verzekeringspolissen niet door belanghebbende worden verhaald op groepsmaatschappijen van [B.V.] (opzet of grove schuld daargelaten). In de polis van de in-orbit verzekering voor 2015 en 2016 is, voor zover hier van belang, in artikel 7 de volgende bepaling opgenomen:
In de andere polissen is een vergelijkbare bepaling opgenomen.
Satellieten
4.4. De satellieten bestaan uit een ‘platform’ en ‘payload’. Het platform is het deel van de satelliet waarmee de satelliet wordt bestuurd en in beweging wordt gebracht en gehouden. De payload betreft een veelvoud aan actieve transponders en ‘multibeam’-antennes waarmee signalen kunnen worden opgevangen en doorgegeven ten behoeve van de datacommunicatie die [B.V.] commercieel exploiteert. Het platform en de payload kunnen door afzonderlijke partijen worden gebouwd, maar worden vaak door eenzelfde partij gebouwd. De bouw van de satellieten van [B.V.] vindt plaats door derde partijen (zoals Boeing en Airbus) buiten Nederland.
4.5. De lancering en exploitatie van de satellieten bestaat uit vijf fasen:
- Fase 1 betreft de 30 minuten waarin de lancering plaatsvindt en waarbij de satelliet zich op het launch-vehicle (de raket) bevindt. [B.V.] draagt zelf het schaderisico van de lancering (en dus niet de eigenaar van de raket).
- Fase 2 betreft de fase waarbij de satelliet van de raket wordt gescheiden. Vervolgens vouwt de satelliet zijn zonnepanelen uit, die de elektromotoren van de satelliet van energie voorzien. In circa zes maanden bereikt de satelliet een tijdelijke GEO stationaire baan.
- Fase 3 betreft het testen. De bouwer van de satelliet bestuurt en test de satelliet. Zodra de testfase succesvol is afgerond, draagt de bouwer de besturing van de satelliet over aan [bedrijf] (kan ook pas in fase 4).
- Fase 4 betreft de beweging van de tijdelijke naar de uiteindelijke GEO stationaire baan.
- Fase 5 betreft de eerste commerciële exploitatie. (Gedurende circa acht maanden dekt de launch-verzekering nog de vijfde fase. Daarna vindt dekking plaats onder de in-orbit-verzekering.)
4.6. De lancering van de satellieten vindt plaats in de VS, Frans-Guyana of Kazachstan. De satellieten worden gecontroleerd, gevolgd en bestuurd door en vanuit een van de Satellite Operations Centers (SOC’s) binnen de [groep] . Voor de satellieten van [B.V.] wordt dit uitgevoerd door en vanuit de SOC’s van [bedrijf] (Luxembourg) S.à.r.l. in Luxemburg en [bedrijf] (U.S.) in de VS.
4.7. Op [B.V.] rust de wettelijke verplichting om de satelliet ook vanuit Nederland te kunnen besturen/controleren. Om die reden heeft [B.V.] een eigen ‘back-up SOC’ faciliteit in Den Haag. De back-up SOC faciliteit is voor de satellieten in commerciële exploitatie bij [B.V.] nog nooit gebruikt. Wel worden jaarlijks een test en een controle uitgevoerd om te kijken of deze faciliteit werkt, waarna een rapport naar het Agentschap Telecom moet worden verzonden. De test wordt in Nederland ter plaatse uitgevoerd door het personeel van de SOC’s van [bedrijf] in Luxemburg of de VS.
4.8. De GEO-satellieten van [B.V.] bevinden zich tijdens de commerciële exploitatie in een circulaire GEO-baan. In die baan reflecteren en versterken zij met hun payload de facto signalen die vanaf de grondstations komen (‘uplink’) en via de satelliet weer naar andere grondstations of andere ontvangers worden verzonden (‘downlink’). Voor het ontvangen en versturen van uplinks en downlinks worden andere schotelantennes gebruikt dan de schotelantennes die worden gebruikt voor de besturing van de satellieten. De grondstations waarvan deze schotelantennes onderdeel zijn bevinden zich — net als de grondstations voor de besturing van de satellieten — over de hele wereld, maar niet in Nederland. Ook andere ontvangers van downlinks dan grondstations bevinden zich vrijwel altijd buiten Nederland. De satellietcapaciteit van [B.V.] wordt met name ter beschikking gesteld in opkomende markten en Noord-Amerika.
4.9. De circulaire GEO-baan is opgedeeld in verschillende GEO-boxen. Elke satelliet moet binnen de eigen GEO-box blijven, al dan niet samen met enkele andere satellieten, onder meer om botsingen met andere satellieten te voorkomen. Door de eerder opgebouwde snelheid (met de raket en in het verlengde daarvan met de eigen elektromotoren) in combinatie met de zwaartekracht blijft de satelliet als hij eenmaal in de circulaire GEO-baan is, in deze baan. Wel zijn minimale correcties nodig om te voorkomen dat satellieten in de GEO-baan met elkaar botsen (omdat ze zonder bijsturing niet in hun GEO-box blijven) en te bewerkstelligen dat ze zich voor de commerciële exploitatie op de juiste plek bevinden. Deze correcties worden uitgevoerd door [bedrijf] vanuit de SOC’s in Luxemburg of de VS. Wanneer de satelliet niet langer commercieel exploitabel is (gemiddeld na 15 jaar), wordt de satelliet van de GEO-baan getransporteerd naar haar eindbestemming in de zogenaamde ‘graveyard orbit’, een plaats in de ruimte buiten de voor commercieel exploitabele satellieten populaire circulaire GEO-baan.
Motivering
Plaats van risico van de verzekering
5. Onder de naam “assurantiebelasting” wordt een belasting geheven ter zake van verzekeringen waarvan het risico in Nederland is gelegen en ter zake van daarmee samenhangende diensten. Het risico van de verzekering is in Nederland gelegen indien de verzekeringnemer in Nederland woont, of, ingeval de verzekeringnemer een rechtspersoon is, indien de vestiging van deze rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft zich in Nederland bevindt.
5.1. In de Richtlijn betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (de Solvency II Richtlijn) wordt ‘vestiging’ gedefinieerd als “hoofdkantoor of bijkantoor van een onderneming” en wordt ‘lidstaat van het risico’, voor zover hier van belang, gedefinieerd als “een van de volgende lidstaten: (…) indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is: de vestiging van die verzekeringnemer waarop de overeenkomst betrekking heeft.”
5.2. In de Solvency II Richtlijn is verder, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
5.3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) heeft bepaald dat de definitie van vestiging in Richtlijn 88/357/EEG ziet op de vestigingsplaats van de verzekeringsonderneming en niet op de vestiging van de verzekeringnemer. Onder ‘de vestiging van de verzekeringnemer’ kan naar het oordeel van het HvJ worden verstaan: de vestiging van de dochter- of kleindochtervennootschap van de verzekeringnemer indien het gaat om de verzekering van bedrijfsrisico’s van die dochter- of kleindochtervennootschap. Hetzelfde geldt indien de rechtspersoon die de premies heeft betaald en de rechtspersoon waarvan de bedrijfsrisico's zijn verzekerd, tot hetzelfde concern behoren en een andere band hebben dan die van moeder- en dochtervennootschap.
5.4. Volgens de inspecteur ligt het risico van de verzekeringen in Nederland, omdat daar de vestiging ligt van de rechtspersoon/verzekeringnemer ( [B.V.] ) die het vermogensrisico op de satellieten loopt waarop de verzekering betrekking heeft. Die vestiging bevindt zich in het kantoorpand van [B.V.] in Den Haag. Dat Haagse kantoor(adres) staat ook expliciet vermeld in de polissen van de launch-ve zekeringen en in-orbit-verzekeringen.
5.5. Belanghebbende heeft aangevoerd dat [B.V.] weliswaar de polis heeft afgesloten omdat zij de juridische eigenaar is van de satellieten, maar dat de plaats waar de verzekeringnemer is gevestigd niet leidend is om te bepalen waar de plaats van risico zich bevindt. [B.V.] heeft voor de assurantiebelasting geen vestiging in Nederland waarop de launch-verzekering en de in-orbit-verzekering betrekking hebben. Het betreft een verzekering van materiële risico’s waarbij de objecten van de verzekering de satellieten zijn. De satellieten worden gebouwd, gelanceerd en bestuurd buiten Nederland en het exploitatierisico is daarom buiten Nederland gelegen.
Volgens belanghebbende zijn de satellieten zelf aan te merken als vestiging van [B.V.] waarop de verzekeringen betrekking hebben, aangezien [B.V.] voor elke satelliet afzonderlijk een verzekering heeft afgesloten en zeker gezien de omstandigheid dat de boekwaarde van de satellieten is verzekerd en niet het commerciële potentieel voor [B.V.] . Wanneer een satelliet als vestiging in de ruimte van [B.V.] teniet gaat, stelt de verzekering [B.V.] in de gelegenheid een nieuwe satelliet/vestiging op te zetten en vanuit daar weer signalen te gaan ontvangen en versturen. Het verzekerde risico heeft volgens belanghebbende daarom betrekking op de satelliet.
Daarnaast zijn volgens belanghebbende de vestigingen van de groepsmaatschappijen van de [groep] in Luxemburg en de VS aan te merken als vestiging van [B.V.] waarop de verzekeringen betrekking hebben, omdat deze maatschappijen de besturing en monitoring regelen (en hierdoor invloed hebben op de risico’s) en ook hun bedrijfsrisico wordt gedekt door de verzekering die [B.V.] heeft afgesloten (behoudens in geval van opzet of grove schuld). Belanghebbende doet hierbij een beroep op de in 5.3 vermelde Europese rechtspraak.
5.6. Verder heeft belanghebbende gewezen op:
- de omstandigheid dat de [groep] op dit moment in geen enkel ander land assurantiebelasting betaalt;
- artikel 5 van de toelichting op het OESO-Modelverdrag, waaruit volgt dat lidstaten geen heffingsrechten naar zichzelf mogen toetrekken door het standpunt in te nemen dat de ruimte ter hoogte van de geostationaire baan boven hun lidstaat tot hun grondgebied behoort en de satellieten die zich daarin bevinden vestigingen zijn op hun “grondgebied”;
- de omstandigheid dat volgens belanghebbende in de Europees Economische Ruimte in de meeste landen met een betekenisvolle (communicatie)satelliet sector geen heffing van assurantiebelasting van toepassing is (volgens belanghebbende in ieder geval niet in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Luxemburg);
- Britse regelgeving en jurisprudentie, op grond waarvan mijnen, olie- en gasbronnen, steengroeven en ook een schip als vestiging kunnen worden aangemerkt.
5.7. De rechtbank oordeelt als volgt.
5.7.1. Door middel van de launch-verzekeringen en in-orbit-verzekeringen wordt enkel het vermogensrisico gedekt, namelijk de verminderde commerciële boekwaarde van de satellieten. Dat risico ligt bij [B.V.] als eigenaar van de satellieten. Andere risico’s, bijvoorbeeld schade die wordt toegebracht aan andere satellieten of schade die ontstaat door personeelsoverschot bij [bedrijf] in Luxemburg of de VS door het verloren gaan van satellieten, zijn niet gedekt door deze verzekeringen. De plaats waar die andere risico’s worden gelopen, is daarom niet relevant. Het gaat om de verzekering van het vermogensrisico.
5.7.2. [B.V.] heeft het vermogensrisico nadrukkelijk naar zich toegetrokken door met de gelieerde partijen (waaronder [bedrijf] in Luxemburg en de VS) overeen te komen dat [B.V.] hen niet aansprakelijk kan stellen en dat ook haar verzekeraar (belanghebbende) eventuele schade die ontstaat door handelen van deze partijen niet op hen zal verhalen. Daarmee wijkt de situatie van [B.V.] af van de situatie in de zaak waarin het HvJ uitspraak heeft gedaan (zie 5.3), aangezien in die zaak de verzekerde ook de bedrijfsrisico’s van andere (gelieerde) ondernemingen rechtstreeks had (mee)verzekerd. Dat doet zich in dit geval niet voor. Daarom ontbreekt een aanknopingspunt om te oordelen dat de verzekeringen (mede) betrekking hebben op de vestigingen van [bedrijf] in Luxemburg of de VS.
5.7.3. De rechtbank ziet in de hiervoor vermelde regelgeving en jurisprudentie verder geen aanknopingspunt om het begrip ‘vestiging’ zo ruim uit te leggen dat de satellieten zelf aan te merken zijn als vestigingen van [B.V.] waarop de verzekeringen betrekking hebben omdat de satellieten slechts werktuigen zijn die worden gebouwd, gelanceerd en bestuurd vanaf (vestigingen op) de aarde.
5.7.4. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringen betrekking hebben op de vestiging van [B.V.] in Nederland. Belanghebbende is dan in beginsel assurantiebelasting verschuldigd over de in rekening gebrachte verzekeringspremies.
5.8. Al hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd (zie 5.6), kan belanghebbende niet baten. Weliswaar is de plaats van risico van verzekeringen geharmoniseerd in een Europese richtlijn, maar lidstaten mogen hun eigen nationale bepalingen toepassen voor de heffing van assurantiebelasting (zie 5.2). Zelfs indien juist zou zijn dat in geen ander (Europees) land assurantiebelasting zou worden geheven met betrekking tot satellieten, dan betekent dat nog niet dat Nederland niet zou mogen heffen. Voor zover doel en strekking van artikel 5 van het OESO-Modelverdrag al zou meebrengen dat met betrekking tot commerciële activiteiten in de ruimte in het geheel geen belasting zou moeten worden geheven, is het aan de Nederlandse wetgever om daarover te beslissen. Een verbod op heffing is in dat verdrag immers niet te vinden. De inspecteur (en ook de rechtbank) is gehouden om de nationale wetgeving toe te passen en die leidt, zoals hiervoor overwogen, tot de conclusie dat belanghebbende in beginsel in Nederland assurantiebelasting is verschuldigd.
Toepasbaarheid van de vrijstelling voor transportverzekeringen
5.9. Transportverzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting. In de WBR staat geen definitie van ‘transportverzekering’. Volgens het Besluit Assurantiebelasting is een transportverzekering de verzekering tegen risico’s van schade als gevolg van vervoer van goederen over zee, te land, op binnenwateren en door de lucht.
5.10. Met het opnemen van de transportvrijstelling in de WBR is volgens de wetsgeschiedenis beoogd een verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen te voorkomen. Met name op deze gebieden speelt de internationale concurrentie immers een vrij grote rol. Ten aanzien van het internationale transport beoogt de vrijstelling tevens te vermijden dat bestaande handelsgebruiken worden doorbroken als gevolg van de heffing van assurantiebelasting. Bij dergelijke transporten komt het immers zowel voor dat de verzekering door de leverancier als dat deze door de afnemer wordt gesloten.
5.11. Tussen belanghebbende en de inspecteur is niet in geschil dat de transportvrijstelling van toepassing is op de premies die betrekking hebben op de verzekering van de satellieten gedurende fase 1, namelijk vanaf het moment van lancering tot het moment waarop de satelliet loskomt van de raket. In die fase is sprake van vervoer van de satelliet door middel van de raket door een derde partij. Tussen partijen staat tevens vast dat 51,47% van de launch-premies de risico’s bij fase 1 dekt. De naheffingsaanslagen zijn berekend over de resterende launch-premies en over de volledige in-orbit-premies.
5.12. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat alle premies onder de transportvrijstelling moeten vallen. Er kan volgens belanghebbende een vergelijking worden gemaakt met een vrachtwagen (platform, dat in de ruimtevaartsector ook vaak “bus” wordt genoemd) vol met goederen (payload) die eerst door een schip (raket) wordt vervoerd en daarna zelfstandig gaat rijden. De payload is aan te merken als bedrijfsmiddel. Het gaat uiteindelijk om het vervoer van de payload, omdat dat het deel is wat commercieel wordt geëxploiteerd. De eindbestemming wordt nog niet bereikt bij de loskoppeling van de raket, want daarna volgt eerst nog de lanceerbaan, de tijdelijke in-orbit baan, vervolgens de circulaire GEO-baan, waarbij de satelliet continu binnen de GEO-box moet worden gehouden en tot slot de graveyard orbit (als uiteindelijke bestemming). Zodoende heeft de satelliet diverse tussenbestemmingen en ook een eindbestemming. Al die tijd is de satelliet constant in beweging. De transportvrijstelling is van toepassing als de verzekering schade als gevolg van vervoer van goederen dekt en dat is de facto het geval nu de verzekerde schade in principe het gevolg is van het vervoer naar en door de ruimte. Het begrip transportverzekering moet ruim worden uitgelegd, ook blijkens de wetsgeschiedenis. Doel is om verstoring van internationale concurrentie te voorkomen. Toepassing van de vrijstelling in belanghebbendes situatie is in lijn met doel en strekking van de wet en ondersteuning hiervoor is te vinden in het OESO-Modelverdrag. Dat als gevolg van de toepassing van de transportvrijstelling in het geheel geen assurantiebelasting wordt geheven, is niet in strijd met de Europese rechtspraak en de Solvency II richtlijn maar juist in overeenstemming daarmee, aldus belanghebbende.
5.13. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat – kort weergegeven – vanaf het moment waarop de satelliet loskomt van de raket geen sprake meer is van vervoer van goederen in de zin van de transportvrijstelling. De inspecteur ziet de satelliet als een geheel, waarbij de ingebouwde apparatuur (de payload) wordt gebruikt voor communicatiedoeleinden en niet wordt vervoerd. De transportvrijstelling is daarom niet van toepassing op de premies die betrekking hebben op de verzekering van de risico’s vanaf dat moment, aldus de inspecteur.
5.14. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de overgelegde verzekeringsdocumenten dat met de verzekeringen is verzekerd: het risico op een verminderde commerciële boekwaarde van de satellieten (als één geheel) als gevolg van de verminderde exploitatiemogelijkheid door schade aan de satellieten tijdens de commerciële levensduur. Uit de omstandigheid dat de satelliet na de lancering, gedurende haar levensduur en na afloop van haar levensduur als één geheel via de GEO-baan wordt getransporteerd naar haar eindbestemming, leidt de rechtbank af dat de satelliet en de payload na assemblage één object vormen. Er is daarom geen grond voor de door belanghebbende bepleite splitsing in platform en payload. Voor zover de satellieten (inclusief payload), na loskoppeling van de raket, in de ruimte worden verplaatst is die verplaatsing naar het oordeel van de rechtbank slechts bijkomstig aan de hoofdactiviteit: de exploitatie van die satellieten in de ruimte die alleen mogelijk is doordat de satellieten in een baan om de aarde draaien.
5.15.
Doel en strekking van de transportvrijstelling brengen naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat elke verzekering van een object dat zich verplaatst of wordt verplaatst onder de transportvrijstelling valt. Voor de overige stellingen van belanghebbende verwijst de rechtbank naar overweging 5.8. Nederland mag voor de heffing van assurantiebelasting de eigen nationale bepalingen hanteren. Het is aan de wetgever om daarbij afwegingen te maken met betrekking tot de internationale concurrentiepositie van Nederland.
5.16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de transportvrijstelling niet van toepassing is op de premies die betrekking hebben op de verzekering van de risico’s vanaf fase 2. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval de naheffingsaanslagen juist zijn berekend. De rechtbank zal de naheffingsaanslagen dan ook in stand laten.
Verzuimboeten
5.17. Voor het geval de naheffingsaanslagen in stand blijven, is tussen partijen niet in geschil dat de verzuimboeten terecht zijn opgelegd. Nu de naheffingsaanslagen inderdaad in stand blijven, zal de rechtbank overeenkomstig oordelen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de verzuimboeten te verminderen in verband met overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van de zaken in eerste feitelijke instantie. De verzuimboeten zijn kenbaar gemaakt bij het opleggen van de naheffingsaanslagen op 30 december 2020. De rechtbank doet op 12 oktober 2023 uitspraak. Er is daarom sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van afgerond 10 maanden. De verzuimboeten van elk € 1.250 moeten dan worden verminderd met 10% tot € 1.125. Deze ambtshalve verminderingen leiden niet tot de conclusie dat de beroepen alsnog gegrond zijn.
Conclusie en gevolgen
6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Wel worden de verzuimboeten elk verminderd tot € 1.125. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze de verzuimboeten betreffen;
- vermindert de verzuimboeten tot € 1.125 per verzuimboete.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, voorzitter, en mr. S.J. Willems-Ruesink en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, leden, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 12 oktober 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.