Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een inwoner van de gemeente Hardenberg is in de onroerende zaakbelastingen ten onrechte aangeslagen naar het tarief voor niet-woningen. Bij het verwerken van ambtshalve verminderingen in het geautomatiseerde aanslagsysteem is door de Belastingdienst een verkeerde intoetsvolgorde gehanteerd waardoor verminderingsbeschikkingen zijn opgelegd waarbij de aanslagen over de jaren 2002, 2003 en 2004 zijn verminderd tot nihil. Nagenoeg tegelijkertijd zijn aanslagen in de OZB over deze jaren opgelegd, berekend naar het tarief voor woningen.
Het Hof heeft terecht overwogen dat het niet is toegestaan de ten onrechte toegepaste vermindering van een aanslag te herstellen door het opleggen van een volgende aanslag. Een naar de vorm van een primitieve aanslag opgelegde aanslag kan echter desondanks als navorderingsaanslag in stand blijven, indien aan de vereisten voor navordering is voldaan.
Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de bestreden aanslagen in stand kunnen blijven als navorderingsaanslagen. Daartoe heeft het onder meer overwogen dat het in de onjuiste volgorde intoetsen van gegevens is aan te merken als een vergissing die gelijk is te stellen met een schrijf- of tikfout. Het Hof heeft hierbij kennelijk aangenomen dat de wil van de heffingsambtenaar niet overeenstemde met datgene wat in de verminderingsbeschikkingen is vastgelegd. Hiervan kan echter niet worden uitgegaan in geval van fouten die het gevolg zijn van een onjuiste gegevensverwerking welke voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor gekozen is. In dat geval moet de heffingsambtenaar de gevolgen van die werkwijze voor zijn rekening nemen. Van een dergelijke fout is sprake indien gegevens in de onjuiste volgorde worden ingetoetst in een geautomatiseerd aanslagsysteem, en het de heffingsambtenaar ten tijde van dat intoetsen bekend is dat het voor een juiste gegevensverwerking essentieel is dat de gegevens in een bepaalde volgorde worden ingetoetst, maar een daartoe strekkende instructie voor degenen die de gegevens invoeren achterwege is gelaten.
Het Hof heeft dit ten onrechte miskend, aldus de Hoge Raad. Tevens moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de ambtenaar bewust de oorspronkelijke aanslagen heeft verminderd tot nihil en vervolgens de bestreden aanslagen heeft opgelegd, omdat hij er - ten onrechte - van uitging dat het opleggen van een tweede primitieve aanslag rechtens mogelijk en op grond van de Awb zelfs verplicht zou zijn. In dat geval berustte de handelwijze van de heffingsambtenaar op een onjuiste opvatting omtrent het formele recht, die niet is aan te merken als een vergissing die ertoe heeft geleid dat de wil van deze ambtenaar niet overeenstemde met datgene wat in de verminderingsbeschikkingen is vastgelegd.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de belastingplichtige gegrond en verwijst de zaak om vast te stellen of de vermindering van de oorspronkelijke aanslagen tot nihil het gevolg is geweest van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing. De bewijslast voor de stelling dat sprake is van een dergelijke vergissing rust in het onderhavige geval op de ambtenaar, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2001 - 2004
Instantie
HR
Datum instantie
26 maart 2010
Rolnummer
09.02804
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL8877
bwbr0002320&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid