Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is voor het jaar 2018 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.950 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.813.

Tijdens de beroepsprocedure heeft de Inspecteur naar aanleiding van het Kerst-arrest de aanslag wat betreft het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd naar € 2.299. Vanwege deze vermindering is aan X € 4.054 inkomstenbelasting in box 3 terugbetaald. Rechtbank Den Haag heeft de aldus verminderde aanslag gehandhaafd.

Voor Hof Den Haag was in geschil of X recht heeft op een rentevergoeding over de periode tussen de betaling van de box 3-heffing en het moment van voornoemde terugbetaling.

Het Hof heeft geoordeeld dat X recht heeft op rentevergoeding op basis van de rentevoet die is neergelegd in artikel 30hb AWR.

De staatssecretaris komt in cassatie terecht op tegen het oordeel van het Hof dat X recht heeft op rentevergoeding. De Hoge Raad verwijst naar hetgeen is overwogen in r.o. 3.3.7 van het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705).

De Hoge Raad doet de zaak af. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
HR
Datum instantie
2 augustus 2024
Rolnummer
24/00709
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1087
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2024/1840
Aflevering
13 augustus 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6530
bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina