Direct naar content gaan

Samenvatting

De Heffingsambtenaar heeft op 5 februari 2018 naar aanleiding van verlaging van de WOZ-waarde van de woning van X (belanghebbende) de aanslag watersysteemheffing 2010 met € 4,30 verminderd. Daarnaast heeft de Invorderingsambtenaar een beschikking invorderingsrente van € 1,20 genomen.

Hof Den Bosch heeft – in cassatie niet bestreden – het standpunt van X dat het bedrag aan invorderingsrente op € 2 moet worden gesteld, verworpen. Het heeft beslist dat de beschikking inzake invorderingsrente van € 1,20 in stand blijft.

Aangezien het financiële belang van X bij deze procedure € 0,80 (€ 2,00 minus € 1,20) bedraagt, heeft Rechtbank Oost-Brabant volgens het Hof terecht geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. Dat X voor de behandeling van het beroep griffierecht heeft betaald en wellicht proceskosten heeft gemaakt, doet naar het oordeel van het Hof geen financieel belang als hiervoor bedoeld ontstaan. Het Hof heeft volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

X klaagt in cassatie over de wijze waarop het Hof het financiële belang bij deze procedure heeft vastgesteld. Hij betoogt dat het Hof het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet had mogen afwijzen op de grond dat het financiële belang bij de procedure niet meer dan € 15 bedroeg.

De Hoge Raad ziet aanleiding tot gedeeltelijke aanpassing van de regels in zijn rechtspraak over vergoeding van immateriële schade in gevallen waarin de beslechting van een belastinggeschil niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft tot nu toe aangenomen dat de omvang van het financiële belang alleen dan tot gevolg heeft dat geen vergoeding van immateriële schade hoeft te worden toegekend, wanneer het financiële belang bij een belastingprocedure minder is dan € 15.

Er worden in sterk toenemende mate belastingprocedures over een belang van meer dan € 15 gevoerd in de hoop en verwachting een vergoeding van immateriële schade en een daaraan gekoppelde vergoeding van proceskosten te verkrijgen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. In deze ontwikkeling ziet de Hoge Raad aanleiding voor een aanpassing van de hoogte van het bedrag van € 15. De Hoge Raad zal in verband daarmee de grens voortaan op een aanzienlijk hoger bedrag dan € 15 stellen.

Indien het gaat om een financieel belang van minder dan € 1.000 en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden, kan de belastingrechter volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Indien het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000 bedraagt en de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden, beslist de belastingrechter op een verzoek om vergoeding van immateriële schade naar bevind van zaken.

Voorts geeft de Hoge Raad aanwijzingen over de overgang naar toepassing van die gewijzigde rechtspraak.

De Hoge Raad overweegt tot slot dat het Hof bij zijn oordeel over de bepaling van het financiële belang terecht niet de nevenvorderingen heeft meegenomen.

Het cassatieberoep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2024
Rolnummer
22/04592
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:853
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2024/1413
Aflevering
18 juni 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6447
bwbr0005537&artikel=8:73,bwbr0005537&artikel=8:73

Naar de bovenkant van de pagina