Samenvatting
De staatssecretaris heeft Kamervragen beantwoord over een fiscaal neutraal pensioenkader in de tweede en derde pijler. Met de Wet toekomst pensioenen zijn stappen gezet om de tweede en derde pijler meer op elkaar te laten aansluiten. Meer specifiek is gevraagd naar de werking van de arbeidskorting in relatie tot de premie-inleg in de tweede en derde pijler. In de ene situatie leidt een premie-inleg tot een lager arbeidsinkomen en in een andere situatie niet. Dit leidt tot een verschil in de hoogte van de arbeidskorting.
De staatssecretaris legt in zijn antwoorden uit dat het vanuit het streven naar een arbeidsvorm neutraal pensioenkader onwenselijk kan zijn dat de hoogte van de arbeidskorting afhankelijk is van de vraag of een belastingplichtige voor zijn pensioen spaart in de tweede of derde pijler. Ook geeft hij aan dat er andere perspectieven zijn. Tot slot geeft hij suggesties hoe dit verschil opgeheven kan worden.
Het opheffen van dit verschil kost geld, omdat belastingplichtigen die in de derde pijler sparen meestal een hogere arbeidskorting ontvangen. Dit kost € 110 miljoen per jaar. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal een keuze voor het opheffen van dit verschil aan een volgend kabinet zijn.