Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de hoogte van de verschuldigde BPM ter zake van de registratie in 2017 in het Nederlandse kentekenregister van een gebruikte, uit een andere lidstaat van de Unie afkomstige personenauto. De auto is in 2013 geproduceerd en in Duitsland voor het eerst toegelaten op de weg op 28 februari 2014.

Voor Hof Den Haag was in geschil of X voor de auto met een beroep op artikel 110 VWEU – vanwege artikel 16a Wet BPM – een lager tarief aan BPM mag toepassen dan dat van 2014, te weten het tarief dat gold in 2013. Volgens het Hof heeft de Inspecteur zich terecht op het standpunt gesteld dat het tarief van 2014 moet worden toegepast.

X heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond.

Het Hof heeft miskend dat voor de beantwoording van de vraag of ter zake van de registratie van de auto niet méér BPM wordt geheven dan het restbedrag aan BPM dat geacht kan worden nog te zijn vervat in de waarde van gelijksoortige gebruikte personenauto’s die in Nederland op het tijdstip van de registratie in de handel zijn, geen betekenis toekomt aan het arrest van 27 januari 2017 (16/02949, ECLI:NL:HR:2017:78, NLF 2017/0671, met noot van Elbert). Dat arrest betreft de heffing van BPM ter zake van de registratie van motorvoertuigen die voor de toepassing van artikel 110 VWEU niet als een gebruikt motorvoertuig kunnen worden beschouwd. Voor in Nederland nog niet geregistreerde nieuwe motorvoertuigen geldt dat geen BPM is geheven, zodat BPM bij de mededinging tussen die motorvoertuigen geen rol kan spelen (zie HR 1 mei 2020, 18/02168, ECLI:NL:HR:2020:821, NLF 2020/1338, met noot van De Haan, r.o. 3.2).

Voorts heeft het Hof de groep van gelijksoortige, in het binnenland geregistreerde motorvoertuigen niet zonder meer mogen beperken tot motorvoertuigen waarvoor in Nederland het kenteken in 2014 op naam is gesteld (zie het arrest van 1 mei 2020, r.o. 3.5).

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2013, 2014 en 2017
Instantie
HR
Datum instantie
29 mei 2020
Rolnummer
19/05683
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:949
Auteur(s)
prof. dr. A.H. Bomer
Vrije Universiteit / Tilburg University / Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/1387
Aflevering
18 juni 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3513
bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=16a,bwbr0005806&artikel=16a,bwbv0001506&artikel=110,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina