Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde aanslag reclamebelasting.

Bij brief van 2 januari 2020 heeft X de Heffingsambtenaar in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een uitspraak op bezwaar.

Bij brief van 8 januari 2020 heeft de Heffingsambtenaar X uitgenodigd voor een hoorzitting op maandag 14 januari 2020 of donderdag 16 januari 2020 met het verzoek om uiterlijk 13 januari 2020 te reageren.

In een brief van 14 januari 2020 schrijft de gemachtigde dat de uitnodiging niet aan de gestelde eisen voldoet. Bij brief van 15 januari 2020 heeft de Heffingsambtenaar op de brief gereageerd. Hierin staat onder meer vermeld dat de mogelijkheid voor een hoorgesprek op donderdag 16 januari 2020 nog steeds van toepassing is. X is niet op de hoorzitting van 16 januari 2020 verschenen. De Heffingsambtenaar heeft op diezelfde dag uitspraak op bezwaar gedaan.

Rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden. Volgens de Rechtbank had van de gemachtigde van X een actievere houding verwacht mogen worden om een hoorzitting binnen de termijn van de ingebrekestelling mogelijk te maken. De Rechtbank heeft verder geoordeeld dat de zaakstukken van 8 tot en met 13 januari 2020 voor X ter inzage hebben gelegen en dat de Heffingsambtenaar geen toezendplicht heeft ten aanzien van de zaakstukken.

X heeft hoger beroep ingesteld, maar Hof Den Haag verklaart dat ongegrond. X heeft geen valabele reden gegeven om niet aan de uitnodiging voor de hoorzitting op 14 januari 2020, aanvang 11.30 uur, of op 16 januari 2020, aanvang 15.00 uur, gehoor te geven.

De Heffingsambtenaar heeft de stukken van het geding voorts ten minste een week voor de hoorzitting ter inzage gelegd. Ook al zou dit anders zijn, dan nog is er geen reden om hieraan gevolgen te verbinden, omdat X de zaakstukken per post wilde ontvangen en om die reden niet van haar recht tot inzage van de stukken gebruik wenste te maken.

Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 10 februari 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/00846)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
25 januari 2022
Rolnummer
21/00322
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:74
NLF-nummer
NLF 2022/0434
Aflevering
24 februari 2022
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid