Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan registeraccountant X (belanghebbende) voor de jaren 2015 tot en met 2018 navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes opgelegd. Volgens de Inspecteur zijn door vennootschappen waarvan X de directeur-grootaandeelhouder is aan derden niet-zakelijke betalingen gedaan. Deze niet-zakelijke uitgaven moeten volgens de Inspecteur aangemerkt worden als winstuitdelingen aan X omdat hij indirect is bevoordeeld door de betalingen.

X stelt zich primair op het standpunt dat de doorgevoerde correcties in strijd zijn met een toezegging die aan hem is gedaan door een controlemedewerker. Subsidiair betwist hij dat sprake is van winstuitdelingen.

Rechtbank Noord-Holland is echter van oordeel dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Daarnaast is de Rechtbank van oordeel dat de Inspecteur terecht winstuitdelingen bij X in box 2 in aanmerking heeft genomen. Aan de betalingen lagen geen zakelijke overwegingen ten grondslag maar ze zijn verricht om aandeelhoudersmotieven. De betalingen zijn ten goede gekomen aan familieleden van X, daarmee is hij bevoordeeld in zijn hoedanigheid van aandeelhouder.

Ten aanzien van de vergrijpboetes is de Inspecteur niet geslaagd in zijn (verzwaarde) bewijslast voor opzet of grove schuld. Zodoende worden de vergrijpboetes vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015 t/m 2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
8 februari 2024
Rolnummer
21/4490; 21/4491; 21/4492; 21/4493; 21/4494
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3643
NLF-nummer
NLF 2024/1196
Aflevering
21 mei 2024
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0011353&artikel=4.12,bwbr0011353&artikel=4.12

Naar de bovenkant van de pagina