Direct naar content gaan

Samenvatting

Een belastingplichtige drijft met haar echtgenoot een onderneming (een bloemenhandel) in de vorm van een v.o.f. De v.o.f. maakt gebruik van een tot het privé-vermogen van de vennoten behorende bedrijfsruimte en maakt zogenaamde huisvestingskosten (heffingen, energie-, verzekerings- en onderhoudskosten). Tot het ondernemingsvermogen behoren twee bestelauto's, die de vennoten ook ter beschikking staan voor privé-doeleinden. Het Hof oordeelt dat de huisvestingskosten in aftrek op de winst strekken, nu deze kosten niet vallen onder de aftrekbeperking van artikel 3.17, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Verder oordeelt het Hof dat de bijtelling privé-gebruik niet van toepassing is, nu het Hof, mede na kennisneming van foto's, van oordeel is dat de bestelauto's naar aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen (de uitzonderingscategorie, vergelijk laatste zinsnede artikel 3.20, vijfde lid, van de Wet IB 2001). Dit oordeel wordt in cassatie door de Hoge Raad bevestigd. Het cassatieberoep van de minister van Financiën wordt ongegrond verklaard. Conform A-G Overgaauw.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
29 mei 2009
Rolnummer
43.602
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BB3475
ECLI:NL:PHR:2009:BB3475
bwbr0002471&artikel=13bis&lid=5,bwbr0011353&artikel=3.17&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina