Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak heeft X (belanghebbende) de Inspecteur verzocht om ambtshalve vermindering van zijn aanslag IB/PVV 2016 in verband met het Kerst-arrest van de Hoge Raad (HR 24 december 2021, 21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn), maar de Inspecteur heeft dit verzoek wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Dit standpunt wordt door Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd.

Een verzoek om ambtshalve vermindering moet binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft, worden ingediend. In dit geval is het verzoek ontvangen op 3 mei 2022, terwijl de vijfjaarstermijn afliep op 31 december 2021. De termijnoverschrijding kan alleen verschoonbaar zijn als de belanghebbende dit voldoende onderbouwt, wat in dit geval niet is gelukt.

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Wel wijst de Rechtbank erop dat de gevolgen die X voor 2016 lijkt te verbinden aan het Kerst-arrest van de Hoge Raad, niet kloppen met de jurisprudentie. Het Kerst-arrest heeft namelijk betrekking op 2017 en 2018. Voor 2016 heeft de Hoge Raad het aan de wetgever overgelaten om eventuele schendingen te corrigeren. Bovendien verleent de Inspecteur geen ambtshalve vermindering als de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit latere jurisprudentie, tenzij anders bepaald door de minister van Financiën (artikel 45aa, aanhef en onderdeel b, Uitv.reg. IB 2001).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
14 juni 2024
Rolnummer
23/3394
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4112
NLF-nummer
NLF 2024/1575
Aflevering
2 juli 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0012031&artikel=45aa,bwbr0012031&artikel=45aa

Naar de bovenkant van de pagina