Samenvatting
In een zeer uitvoerige Hofuitspraak spitst ten aanzien van een verkocht perceel grond het geschil zich toe op de vragen (1) of de koper aan de grond een agrarische bestemming heeft gegeven, (2) of de grond verkocht is voor de agrarische waarde (WEVAB) en zo niet wat de agrarische waarde wel is. Aangezien de koper van de grond, grond bezit met een agrarische bestemming maar ook met andere bestemmingen en over de aanvankelijke bestemming en de kwaliteit van de grond veel verschil van inzicht bestaat, leidt het Hof in hoger beroep uit de uitzonderlijk hoge prijs die voor de grond is betaald en het gebruik dat er later van is gemaakt, af dat de grond voor andere dan agrarische doeleinden is gekocht.
De op de verkoop van de grond betrekking hebbende aanslagen worden verminderd omdat het Hof de agrarische waarde hoger bepaalt dan de inspecteur heeft gedaan.
Tegen dit oordeel heeft de belastingplichtige cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad doet dit af met toepassing van artikel 81 Wet RO. Wel komt nog de vraag aan de orde of het mogelijk is om na de sluiting van het onderzoek ter zitting de rechtsstrijd uit te breiden. Dat is niet het geval, aldus de Hoge Raad. Als zoiets toch gebeurt hoeft de belastingrechter daar geen acht op te slaan. Het cassatieberoep van de belastingplichtige wordt ongegrond verklaard.
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X1 te Z1, Duitsland, en X2 te Z2 (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 12 juni 2008, nrs. 06/00429 en 06/00430, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbenden zijn voor het jaar 2000 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 06/819 en AWB 06/820) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben ieder tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraken van de Rechtbank vernietigd, de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ‘s Hofs uitspraak bij één beroepschrift beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Middel I richt zich tegen oordelen van het Hof met betrekking tot de waarde van de grond in het economische verkeer bij agrarische bestemming. Middel III klaagt erover dat het Hof ongemotiveerd is voorbijgegaan aan het verzoek van belanghebbenden, gedaan bij een van de in onderdeel 2.6 van de uitspraak van het Hof vermelde brieven, om de proceskostenvergoeding vast te stellen op een hoger bedrag dan het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Deze middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2. Na de mondelinge behandeling van de zaken ter zitting van 20 februari 2008 heeft het Hof, kennelijk na heropening van het onderzoek op de voet van artikel 8:68, lid 1, Awb, aan de Inspecteur verzocht om toezending van de eerder aan belanghebbenden verstuurde bijlagen bij de uitspraken op bezwaar en verminderingsbeschikkingen teneinde inzicht te krijgen in de cijfermatige uitwerking van de uitspraken op bezwaar. De Inspecteur heeft aan dit verzoek voldaan bij brief van 25 februari 2008. Bij brief van 14 maart 2008 heeft de gemachtigde van belanghebbenden op de brief van de Inspecteur gereageerd. Het Hof heeft besloten geen acht te slaan op de in die brief ingenomen stelling dat het naar het bijzondere tarief belaste gedeelte van de belastbare inkomens van belanghebbenden onjuist is berekend, overwegende dat dit voordien niet tot de rechtsstrijd van partijen behoorde en het partijen niet vrijstaat na de sluiting van het onderzoek ter zitting de rechtsstrijd uit te breiden. Hiertegen richt zich middel II.
3.3. Artikel 8:68, lid 1, Awb biedt de rechtbank de mogelijkheid het onderzoek te heropenen indien zij van mening is dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het staat de rechter vrij het onderzoek na heropening te beperken tot aanvullend onderzoek met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid. In dat geval is de rechtbank niet gehouden aan de partijen de gelegenheid te bieden om daarbuiten andere punten, zoals nieuwe geschilpunten, alsnog in de procedure in te brengen. Op stukken waarin dat laatste toch geschiedt, behoeft de rechtbank in zoverre geen acht te slaan. Voor zover middel II van een andere opvatting uitgaat, kan dat middel derhalve niet tot cassatie leiden. Middel II faalt ook voor het overige. Anders dan in de toelichting op het middel wordt gesteld, heeft het Hof de reactie die belanghebbenden in hun brief van 14 maart 2007 hebben gegeven op de door de Inspecteur verstrekte inlichtingen niet buiten beschouwing gelaten. Het Hof heeft alleen geen acht geslagen op de aan die reactie toegevoegde stellingen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. C.B. Bavinck.