Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) maakte deel uit van een groep die diensten verleent op het gebied van SAP-software.

Met dagtekening van 1 juli 2022 heeft de Inspecteur aan X een navorderingsaanslag vpb 2017 opgelegd tot een belastbaar bedrag van € 249.997 (aangifte) + € 2.848.912 (goodwill) = € 3.098.909.

Gelet op de gehele gang van zaken en de omstandigheid dat de Inspecteur voor het eerst na het opleggen van de aanslag kennis heeft kunnen nemen van de feiten en omstandigheden in het jaar 2017 ten aanzien van X en daarna geconstateerd heeft dat in de aangifte ten onrechte niet is afgerekend over de goodwill, is naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant sprake van een nieuw feit. De navorderingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.

De Rechtbank oordeelt dat de vereiste aangifte niet is gedaan zodat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. De Inspecteur heeft de goodwill berekend overeenkomstig de rekenmethodiek van de groep. De Rechtbank acht de berekening van de Inspecteur redelijk, althans niet willekeurig. X is niet geslaagd in het tegenbewijs. De navorderingsaanslag blijft in stand.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
11 juli 2024
Rolnummer
23/3851
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4728
NLF-nummer
NLF 2024/1726
Aflevering
23 juli 2024
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina