Direct naar content gaan

Samenvatting

De activiteiten van fiscale eenheid X (belanghebbende) bestaan uit de aan- en verkoop van auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan – ogenschijnlijk – Hongaarse afnemers. De auto’s zijn echter niet naar Hongarije maar naar Berlijn gegaan. Haar verkoopfacturen vermelden (dus) niet de werkelijke afnemers van de auto’s.

De Inspecteur heeft een boekenonderzoek bij X ingesteld. Hij heeft naar aanleiding daarvan alsnog het nultarief op de genoemde intracommunautaire transacties geweigerd en daarom over 1 april tot en met 31 december 2015 en het jaar 2016 omzetbelasting van haar nageheven en daarbij belastingrente berekend en vergrijpboetes opgelegd (50%).

Het controlerapport citeert twee verklaringen van C, die een van de twee bestuurders/grootaandeelhouders vertegenwoordigde. Voordat hij die verklaringen aflegde, is hem steeds meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was (cautie), maar niet dat hij ook recht op rechtsbijstand zou hebben. Bij de tweede verklaring was de belastingadviseur van X aanwezig.

In geschil is of het nultarief terecht is geweigerd en of de genoemde verklaringen buiten beschouwing moeten blijven bij de vraag of bewezen is dat X opzet of grove schuld had aan te lage voldoening van omzetbelasting, zulks wegens schending van artikel 6 EVRM (fair trial), zoals uitgelegd door het EHRM in met name diens arrest in de zaak Salduz t. Turkije (EHRM 27 november 2008, 36391/02, ECLI:CE:ECHR:2008:1127JUD003639102).

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de verklaringen van de bestuurder buiten beschouwing gelaten omdat hij, toen hij de cautie kreeg, niet tegelijk gewezen is op het recht op bijstand door een advocaat. Als die verklaringen veronachtzaamd worden, heeft de Inspecteur volgens het Hof niet doen blijken dat X opzet kan worden verweten. Het overige bewijs achtte het Hof wel overtuigend voor het subsidiaire verwijt van grove schuld. Het Hof heeft de boetes verlaagd naar 25% van de naheffingen.

Zowel X als de staatssecretaris hebben beroep in cassatie ingesteld. Beide cassatieberoepen stellen de vraag aan de orde naar de reikwijdte van de Salduz-rechtspraak van het EHRM over het recht van een (aangehouden c.q. voor verhoor opgeroepen c.q. tijdens een boekenonderzoek in het eigen bedrijf gehoorde) verdachte op consultatie- en verhoorbijstand door een advocaat. Met name speelt de vraag of dat recht ook geldt in het punitieve bestuursrecht zoals bij tax surcharges, of alleen bij criminal charges die tot de hard core of criminal law behoren, althans binnen het strafrecht door het Openbaar Ministerie en de strafrechter worden afgedaan (criminal proceedings). X stelt bovendien dat niet alleen de boetes, maar ook de weigering van het nultarief opgevat moet worden als een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM.

A-G Wattel geeft de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren, het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen naar een ander Hof.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2015 t/m 31 december 2016
Instantie
A-G
Datum instantie
26 april 2024
Rolnummer
22/04034
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:457
Auteur(s)
mr. K.M.G. Demandt
Tilburg University / Demandt Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2024/1247
Aflevering
28 mei 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6424
bwbr0002320&artikel=67f,bwbr0002320&artikel=67f,bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina