Gematigde boete voor parkeren op openbaar parkeerterrein tijdens schorsing
Hof Arnhem-Leeuwarden, 28 mei 2024
Samenvatting
Vanaf 8 oktober 2020 is X (belanghebbende) geregistreerd als kentekenhouder van een Renault Master met de bedoeling die om te bouwen tot een camper. Vanwege een kapotte motor is het motorrijtuig tegenover de woning van X op een parkeerplaats bij een bank geparkeerd.
Op 10 oktober 2020 heeft X de geldigheid van het kenteken geschorst met als verwachte einddatum 10 oktober 2021.
Na een controle op 10 februari 2021 is aan X over het tijdvak 10 oktober 2020 tot en met 23 april 2021 een naheffingsaanslag MRB opgelegd van € 1.913. Bij beschikking is tevens een boete van € 1.913 opgelegd.
X heeft het motorrijtuig op 5 maart 2021 met een trailer overgebracht naar een loods. Daar is het motorrijtuig gerepareerd en omgebouwd tot camper.
Tussen partijen is niet in geschil dat het betreffende motorrijtuig stond geparkeerd op een openbaar toegankelijk parkeerterrein en dat daarom aan X een naheffingsaanslag kon worden opgelegd.
In geschil is of Rechtbank Gelderland de boete terecht heeft vernietigd.
Hof Arnhem-Leeuwarden acht in dit geval een verzuimboete van € 200 passend en geboden. Het neemt hierbij in aanmerking dat vanaf de eerste dag van de schorsing niet met het motorrijtuig kon worden gereden en dat het motorrijtuig naar een loods is verplaatst – en dus niet langer aan de openbare weg stond geparkeerd – vanaf het moment dat X voldoende financiële middelen had om het motorblok te vervangen.
BRON
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2022, nummer AWB21/4715, in het geding tussen
de inspecteur
en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 10 oktober 2020 tot en met 23 april 2021 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd van € 1.913. Bij beschikking is tevens een boete van € 1.913 opgelegd.
1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard wat betreft de naheffingsaanslag en gegrond wat betreft de boete, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd met betrekking tot de boete en de boete vernietigd.
1.4. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting op 29 maart 2024 een nader stuk ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens de Inspecteur [naam1] en [naam2] , alsmede belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende heeft op 8 oktober 2020 een motorrijtuig gekocht van het merk Renault Master, met kenteken [kenteken] (hierna: het motorrijtuig), met de bedoeling die om te bouwen tot een camper. Vanaf 8 oktober 2020 is belanghebbende geregistreerd als kentekenhouder. Op dezelfde dag heeft belanghebbende het motorrijtuig opgehaald. Op de weg terug naar huis heeft de motor het begeven vanwege een gebroken distributieriem. De dag erna is het motorrijtuig met een trailer naar de woonplaats van belanghebbende gebracht. Tegenover de woning van belanghebbende, direct aan en zonder afscheiding van de straat, bevindt zich een aantal parkeerplaatsen op het terrein van [de bank] . Belanghebbende heeft bij [de bank] navraag gedaan of deze parkeerplaatsen eigendom waren van [de bank] , hetgeen het geval was, en heeft om toestemming gevraagd om het motorrijtuig daar te parkeren. Die toestemming heeft hij gekregen en vervolgens heeft belanghebbende het motorrijtuig daar op één van de parkeerplaatsen geparkeerd.
2.2. Op 10 oktober 2020 heeft belanghebbende de geldigheid van het kenteken geschorst met als verwachte einddatum 10 oktober 2021.
2.3. Op 10 februari 2021 heeft een controleur van de Douane Arnhem geconstateerd dat het motorrijtuig aan de openbare weg stond geparkeerd. Daarvan is een melding gemaakt die aan de Inspecteur is verzonden.
2.4. Belanghebbende heeft het motorrijtuig op 5 maart 2021 met een trailer overgebracht naar een loods. Daar is het motorrijtuig gerepareerd en vervolgens omgebouwd tot camper.
2.5. De Inspecteur heeft met dagtekening 28 april 2021 een vooraankondiging aan belanghebbende gezonden, waarin hij een naheffingsaanslag MRB van € 1.913 aankondigt alsmede een verzuimboete van € 1.913.
2.6. De Inspecteur heeft met dagtekening van 23 juni 2021 de naheffingsaanslag, met kenmerk [nummer1] .Y.0.90001, en de verzuimboete opgelegd overeenkomstig de vooraankondiging.
2.7. Hiertegen heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld.
2.8. De Rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het motorrijtuig tijdens de periode van schorsing stond geparkeerd op een parkeerplaats die weliswaar op privéterrein lag maar desondanks deel uitmaakt van de openbare weg, omdat de parkeerplaats feitelijk toegankelijk is voor al het openbare rijverkeer. Het beroep tegen de naheffingsaanslag MRB is daarom ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft in de omstandigheden van het geval aanleiding gezien om de verzuimboete te vernietigen omdat zij deze niet passend en geboden achtte. De Rechtbank heeft daarom ook bepaald dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de Rechtbank terecht de verzuimboete heeft vernietigd.
3.2. De Inspecteur stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat een verzuimboete van 50% passend en geboden is, zodat het beroep weliswaar terecht gegrond is verklaard, maar dat de boete niet had moeten worden vernietigd, maar had moeten worden verminderd naar € 956. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard zich nader op het standpunt te stellen dat een boete van 25% passend en geboden is.
3.3. Belanghebbende is van mening dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het motorrijtuig stond geparkeerd op een openbaar toegankelijk parkeerterrein en dat daarom aan belanghebbende op de voet van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet Mrb) een naheffingsaanslag kon worden opgelegd.
4.2. Daarmee staat tevens vast dat sprake is van een betalingsverzuim als bedoeld in artikel 37 van de Wet Mrb, gelezen in verbinding met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarvoor kon de Inspecteur een boete opleggen van - in 2021 - 100% van de nageheven belasting, met een maximum van € 5.278. Ingevolge paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, zoals gewijzigd bij besluit van 22 juni 2023, bedraagt de verzuimboete echter thans maximaal 50 percent van het bedrag aan belasting dat niet is betaald, met een minimum van € 50.
4.3. Uitgangspunt is, zoals de Rechtbank terecht heeft overwogen, dat ook als een boete in overeenstemming met de wet en het beleid is opgelegd, de bestuursrechter in belastingzaken tot taak heeft om te onderzoeken of, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, de verzuimboete passend en geboden is.
4.4. Volgens de Inspecteur vormen de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden geen rechtvaardiging voor een verdere vermindering van de boete dan tot 25%. De Inspecteur heeft er met name op gewezen dat uit de uitspraak van de Rechtbank lijkt te volgen dat de boete is vernietigd omdat belanghebbende van tevoren onderzoek heeft gedaan naar de eigendomssituatie van het parkeerterrein. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat dat onderzoek onvoldoende was, vooral omdat de schorsingsregeling fiscaal begunstigend is. De Inspecteur heeft er daarbij op gewezen dat ten tijde van de schorsing van het kenteken op de website van de Belastingdienst onder het kopje "Een motorrijtuig schorsen" stond vermeld dat onder "openbare weg" ook vallen "openbaar toegankelijke parkeerterreinen en parkeergarages". Bovendien had het belanghebbende moeten opvallen dat ook anderen op dat terrein parkeerden.
4.5. Ter zitting heeft belanghebbende nader toegelicht dat hij, vóórdat hij het kenteken heeft geschorst, de website van de RDW heeft geraadpleegd voor de schorsingsvoorwaarden. Daarop stond dat een geschorst voertuig niet op de openbare weg mag staan of rijden. Omdat op de website van de RDW ook stond dat de motorrijtuigenbelasting automatisch zou stoppen, bestond volgens belanghebbende geen reden om daarnaast ook nog de website van de Belastingdienst te raadplegen. Belanghebbende heeft uit de informatie van de RDW geconcludeerd dat een terrein in particuliere eigendom geen "openbare weg" is en vervolgens onderzocht of van een dergelijk terrein sprake was. Belanghebbende heeft tot slot benadrukt dat het motorrijtuig niet kon rijden omdat het motorblok kapot was en dus vaststaat dat hij daarmee nooit gebruik heeft gemaakt van de openbare weg.
4.6. Verzuimboetes hebben tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een verzuimboete achterwege te blijven. Het Hof is van oordeel dat de relevante feiten en omstandigheden in dit geval onvoldoende aanleiding vormen om de verzuimboete in zijn geheel te vernietigen. Belanghebbende heeft weliswaar feitelijk onderzocht wat de eigendomssituatie was van het parkeerterrein, maar hij heeft geen onderzoek gedaan om zichzelf ervan te verzekeren dat zijn juridische interpretatie van het begrip "openbare weg" correct was. Dit had wel voor de hand gelegen, omdat de website van de RDW geen nadere toelichting gaf over wat hieronder moet worden verstaan. Het Hof is van oordeel dat als belanghebbende de website van de Belastingdienst had geraadpleegd, waarop was te lezen dat onder "openbare weg" ook vallen "openbaar toegankelijke parkeerterreinen en parkeergarages", dit bij hem twijfel had opgeroepen over zijn eigen interpretatie. Dat belanghebbende zonder meer op zijn eigen interpretatie is afgegaan acht het Hof in dit geval, waarin sprake is van parkeerplaatsen die zonder enige fysieke afscheiding direct aan de straat zijn gelegen, lichtvaardig in het licht van het feit dat hij aanspraak wil maken op een hem begunstigende fiscale regeling. Een verzuimboete is daarom in beginsel passend en geboden.
4.7. Indien vaststaat dat gedurende een periode geen gebruik van de weg is gemaakt met een auto waarvoor het kentekenbewijs is geschorst, kan dit een omstandigheid zijn die een matiging van de boete rechtvaardigt. Dit omdat in dergelijke situaties in zoverre geen sprake is van bewijsnood aan de zijde van de Inspecteur zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2013, zodat het berekenen van de boete over het volledige bedrag aan belasting in die gevallen kan leiden tot een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete. In deze zaak is niet in geschil dat met het motorrijtuig vanaf de eerste dag van de schorsing niet kon worden gereden omdat de motor kapot was en dat het motorrijtuig naar een loods is verplaatst – en dus niet langer aan de openbare weg stond geparkeerd – vanaf het moment dat belanghebbende voldoende financiële middelen had om het motorblok te vervangen. Gelet hierop en gelet op de overige omstandigheden van het geval, acht het Hof een verzuimboete van € 200 passend en geboden.
Slotsom
4.8. Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft de beslissing omtrent de boete,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep tegen de boete gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur omtrent de boete,
- vermindert de boete tot een bedrag van € 200.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. M.M. Breij, en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
Metadata
Autobelastingen