Samenvatting
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft Kamervragen beantwoord over ATAD1 (de Eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking van de Europese Commissie) en de wijze waarop het kabinet dit in nationale wetgeving heeft geïmplementeerd.
ATAD1 voorziet in een renteaftrekbeperking en beoogt het verschuiven van winsten naar het buitenland te voorkomen.
De vragen spitsen zich toe op maatschappelijke organisaties, en in het bijzonder woningcorporaties.
Daarnaast is gevraagd of de minister bereid is zich in te spannen voor een aanpassing van deze richtlijn. Dit naar aanleiding van een evaluatie die de Europese Commissie op 31 juli 2024 is gestart over ATAD1.
In de beantwoording geeft de minister aan dat ATAD1 voorziet in een aantal generieke uitzonderingsmogelijkheden, maar dat de richtlijn geen mogelijkheden biedt om enkel woningcorporaties uit te zonderen van de earningsstrippingmaatregel.
Daarnaast geeft de minister aan dat het moeilijk te beargumenteren is om de generieke ATAD1-uitzondering voor openbare-infrastructuurprojecten van toepassing te verklaring op sociale woningbouw. Niet alleen moet er aan voorwaarden van de uitzondering worden voldaan, ook zal een dergelijke uitzondering op staatssteun moeten worden beoordeeld.
Uit ambtelijk contact met andere EU-landen is naar voren gekomen dat er een beperkt aantal EU-lidstaten is die de openbare infrastructuur-vrijstelling toepassen voor de volkshuisvesting. Hierbij is onduidelijk welke concrete voorwaarden deze EU-lidstaten hebben gesteld aan het gebruik van deze uitzondering. Daarnaast is het niet mogelijk om deze situaties een-op-een met de Nederlandse situatie te vergelijken.
Naast wat andere landen in de winstbelasting doen, is zeker zo bepalend het gehele samenstel van wet- en regelgeving (fiscaal en niet fiscaal).
De minister geeft verder aan dat de herijkte Nationale prestatieafspraken (NPA) laten zien dat woningcorporaties op landelijk niveau over voldoende middelen beschikken om te investeren in de afgesproken volkshuisvestelijke opgaven. Daarbij geeft zij aan wel inzicht te willen verkrijgen in de beleidsmatige opties voor het verbeteren van de investeringspositie van woningcorporaties. Doel is om tijdig te kunnen anticiperen op het treffen van passende maatregelen, mocht de sector in de toekomst tegen zijn financiële grenzen aanlopen.
Ook geeft de minister aan dat middels het Belastingplan 2025 een verhoging van de maximale renteaftrek van 20% naar 24,5% is doorgevoerd, wat voor woningcorporaties specifiek leidt tot een lastenverlichting van € 69 miljoen.