Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Deze zaak draait om de vraag of een stamrecht in 2007 is prijsgegeven (standpunt Inspecteur).
Rechtbank Den Haag stelt vast dat de dga de door zijn BV in de jaren vóór 2008 uitgekeerde bedragen in zijn aangiften IB/PVV heeft verantwoord als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Ook in de aangiften vennootschapsbelasting van de BV zijn deze bedragen als zodanig verantwoord en ten laste van de fiscale winst gebracht en niet ten laste van de stamrechtverplichting.
Ten einde tot een vergelijk te komen, heeft de Inspecteur de betalingen in de jaren 2001 tot en met 2006, geaccepteerd als stamrechtuitkeringen.
De Rechtbank stelt vast dat na 2006 alleen in 2007 nog een uitkering is gedaan van € 5.000.
Verder is gesteld noch gebleken dat de dga na 2006 enig initiatief heeft genomen om in verband met de slechte vermogenspositie van de BV in overleg te treden met de Inspecteur over het vervolg van de stamrechtuitkeringen.
Op basis van het voorgaande oordeelt de Rechtbank dat de dga in 2007 heeft afgezien van verdere stamrechtuitkeringen. De Inspecteur heeft de aanspraak (€ 355.588) in 2007 terecht tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend.
Tenslotte laat de Rechtbank ook de vergrijpboete van € 23.000 in stand.
Het had voor de dga duidelijk moeten zijn dat hij het stamrecht na ingangsdatum niet naar willekeur kon wijzigen dan wel hiervan afzien.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
24 oktober 2014
Rolnummer
14/3069
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2014:16603
bwbid=bwbr0&artikel=19b,bwbid=bwbr0&artikel=3.82

Naar de bovenkant van de pagina