Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft vanaf 1966 pensioenrechten opgebouwd in het kader van zijn dienstbetrekking bij het ministerie van Defensie. Nadat X zijn functionele leeftijdsontslag kreeg, is de pensioenopbouw door blijven lopen tot aan de pensioeningangsdatum. In 2016 ontving X een pensioenuitkering van Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: ABP) van € 42.695 en een AOW-uitkering van € 10.044.

In geschil is of de pensioeninkomsten van ABP als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking moeten worden aangemerkt waarvoor geen recht op de arbeidskorting geldt.

De pensioeninkomsten van ABP zijn naar het oordeel van Hof Den Bosch inkomsten die hun oorzaak vinden in het voorheen verrichten van arbeid. Er is dus sprake van loon uit vroegere arbeid, waardoor X niet in aanmerking komt voor de arbeidskorting. Dat de pensioenopbouw is voortgezet tijdens een periode waarin geen arbeid is verricht, doet daar niet aan af. De pensioenopbouw zag namelijk ook in zoverre op de arbeid die daarvóór is verricht.

Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (20/01868)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
14 mei 2020
Rolnummer
19/00711
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1569
NLF-nummer
NLF 2020/1243
Aflevering
28 mei 2020
bwbr0011353&artikel=8.11,bwbr0011353&artikel=8.11

Naar de bovenkant van de pagina