Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De vrijstelling voor financiële prestaties vormt het onderwerp van deze conclusie van A-G van Hilten, meer specifiek het antwoord op de vraag of diensten die een ondernemer verleent aan hypotheekverstrekkers, kunnen worden gerangschikt onder de vrijstelling van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB). Het gaat om een tweetal diensten.
De eerste dienst betreft het traject voordat een kredietovereenkomst tot stand komt tussen de kredietverlener (de klant van de ondernemer) en de kredietnemer, en omvat het ter beschikking stellen van een systeem om kredietaanvragen van potentiële kredietnemers te beoordelen en het uitbrengen van offertes. Volgens het Hof is op deze dienst geen vrijstelling voor kredietverlening en bemiddeling van toepassing.
De tweede dienst wordt verricht in het traject nadat de kredietovereenkomst tot stand is gekomen. Elementen van deze dienst zijn het voeren van een kredietadministratie, het berekenen van de maandelijks door de kredietnemers verschuldigde bedragen, het verzorgen van de betalingen en inningen van gelden etc. etc..
Het Hof oordeelde dat deze dienst onder de vrijstelling voor handelingen inzake betalingen, overmakingen en schuldvorderingen kan worden gebracht.
De Staatssecretaris heeft tegen dit laatste oordeel cassatieberoep ingesteld. A-G van Hilten loopt in deze conclusie de beide vrijstellingen na en concludeert dat het oordeel van het Hof juist is.
Conclusie: het cassatieberoep van de Staatssecretaris is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1998 - 2002
Instantie
A-G
Datum instantie
24 september 2012
Rolnummer
11/03761
ECLI
ECLI:NL:PHR:2012:BX9888
bwbid=bwbr0&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina