Direct naar content gaan

Samenvatting

In een procedure betreffende een aanslag IB/PVV 2016 heeft X (belanghebbende) in hoger beroep een wrakingsverzoek ingediend van de zetel van Hof Den Haag. De wrakingskamer heeft dit verzoek bij uitspraak van 8 februari 2024 afgewezen. X heeft op 16 april 2024 opnieuw een verzoek tot wraking van de zetel gedaan en tevens een verzoek tot wraking van de griffier ingediend.

Aan het verzoek liggen een aantal zuivere processuele beslissingen ten grondslag: de afwijzing van het gevraagde uitstel van de zitting, het beschikbaar stellen van het dossier op een usb-stick teneinde X in staat te stellen het dossier in te zien alsmede de beslissing om een verzoek om voorlopige voorziening te behandelen gelijktijdig met de hoofdzaak. Deze beslissingen leveren geen aanwijzing op voor het oordeel dat het Hof tegenover X een vooringenomenheid koestert.

Het wrakingsverzoek wordt kennelijk ongegrond verklaard.

Ingevolge artikel 4 Wrakingsprotocol is het niet mogelijk om een verzoek tot wraking van een griffier in te dienen. Voor zover het verzoek daarop ziet, is het kennelijk niet-ontvankelijk.

Verder bepaalt de wrakingskamer dat een volgend verzoek om wraking van X in de onderhavige hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen omdat sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
26 april 2024
Rolnummer
200.336.910/02
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:759
NLF-nummer
NLF 2024/1383
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0005537&artikel=8:14,bwbr0005537&artikel=8:14,bwbr0005537&artikel=8:15,bwbr0005537&artikel=8:15

Naar de bovenkant van de pagina