Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze BPM-zaak heeft Hof Amsterdam het hoger beroep van X (bv; belanghebbende) tegen de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland uitsluitend gegrond verklaard zover het betreft het ontbreken van een beslissing omtrent de wettelijke rente over het griffierecht.

Het Hof heeft de Inspecteur op de voet van artikel 8:75 Awb veroordeeld in de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die X heeft gemaakt voor de behandeling van het hoger beroep overeenkomstig de bij het Bpb behorende bijlage. Het Hof is uitgegaan van de in punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage opgenomen waarde per punt zoals die met ingang van 1 juli 2021 geldt voor procedures die besluiten betreffen die zijn genomen op grond van hoofdstuk III van de Wet BPM.

X heeft cassatieberoep ingesteld met onder meer het betoog dat er geen rechtvaardiging bestaat voor het in onderdeel B1 van die bijlage gemaakte verschil in behandeling en dat het discriminatieverbod meebrengt dat de in punt 2 van dat onderdeel B1 vermelde waarde per punt wordt toegepast.

Dit betoog slaagt op de gronden die zijn vermeld in r.o. 5.2 t/m 5.8 van HR 27 mei 2022 (21/02977, ECLI:NL:HR:2022:752, NLF 2022/1096, met noot van Hennevelt).

De overige klachten worden met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

De Hoge Raad doet de zaak af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
HR
Datum instantie
15 september 2023
Rolnummer
22/02265
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1223
NLF-nummer
NLF 2023/2130
Aflevering
21 september 2023
bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005537&artikel=8:75

Naar de bovenkant van de pagina