Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De minister van EZK heeft het verzoek van X (bv) om een tegemoetkoming vaste lasten (TVL ) afgewezen. Hij heeft het omzetverlies van de onderneming berekend op 32,96%. De minister is daarbij uitgegaan van de omzetten zoals die volgen uit de bij de Belastingdienst ingediende aangiften omzetbelasting. De onderneming is het daar niet mee eens en vindt dat de minister de in de aangifte omzetbelasting over Q1 van 2020 ingevulde omzet had moeten vermeerderen met een bedrag van € 30.000 wegens een onjuiste rubricering ten aanzien van de verkoop van activa (als voorbelasting in plaats van als leveringen/diensten belast met hoog tarief).

Het CBb verklaart het beroep van X ongegrond.

De minister heeft terecht gesteld dat als de over Q1 van 2020 ingediende aangifte omzetbelasting een onjuistheid bevat, de onderneming bij de Belastingdienst ter correctie een suppletieaangifte had kunnen indienen. Niet is gebleken dat de onderneming dit heeft gedaan. De minister is daarom voor de referentieomzet terecht uitgegaan van € 11.796.345, zijnde het bedrag dat volgt uit de over Q1 van 2020 ingediende aangifte omzetbelasting (vgl. de uitspraak van het CBb van 2 augustus 2022, 22/464 en 22/502, ECLI:NL:CBB:2022:491, NLF 2022/1553).

Het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet omdat de minister in casu maar één keer, alleen voor Q4 van 2021, in afwijking van de TVL niet is uitgegaan van de in de aangifte omzetbelasting opgenomen omzet.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
eerste kwartaal 2022
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
3 september 2024
Rolnummer
23/661
ECLI
ECLI:NL:CBB:2024:601
NLF-nummer
NLF 2024/2041
Aflevering
10 september 2024

Naar de bovenkant van de pagina