Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende), gevestigd te Curaçao, zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de jaren 2007 en 2008.

In hoger beroep is in de eerste plaats in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

Volgens het GHvJ is dat niet het geval omdat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van door X verrichte (belaste) prestaties. Het hoger beroep van de Inspecteur is in zoverre ongegrond.

X heeft het GHvJ verzocht om een vergoeding van door haar geleden immateriële schade in verband met de lange behandelingstermijn van het geschil in de bezwaar- en beroepsfase.

Bij de beoordeling van de vraag of in een voorkomend geval de redelijke termijn in belastingzaken is overschreden, dient te worden aangesloten bij de uitgangspunten die door de Hoge Raad zijn geformuleerd, in onder meer het overzichtsarrest van 19 februari 2016 (14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252). Met betrekking tot de gevolgen in zaken waarin de redelijke termijn in belastingzaken is overschreden sluit het GHvJ aan bij de uitspraak van de bestuursrechter van 18 januari 2017 (HLAR 79024/16, ECLI:NL:OGHACMB:2017:64), te weten Afl 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden.

Hoewel de redelijke termijn is overschreden verbindt het GHvJ daaraan in deze zaak nog geen gevolgen. Het GHvJ doet in deze zaak voor het eerst uitspraak over de gevolgen van rechtspraak van het EHRM in belastingzaken die vallen onder de rechtsmacht van het GHvJ en over de termijnen die in zaken als deze voor de verschillende fasen van de procedure gelden. Alle bestuursorganen die het aangaat en het GHvJ dienen zich op deze verstrekkende nieuwe ontwikkeling in de rechtspraak van het GHvJ te kunnen instellen. Het GHvJ zal pas gevolgen verbinden aan overschrijding van de redelijke termijn in procedures waarin op of na 1 oktober 2018 een bezwaarschrift is ingediend.

Duur van de procedure

Het belang van deze procedure zit niet in het materieelrechtelijke geschil over de belastbaarheid met omzetbelasting van de door de belanghebbende gedane betalingen. Dat is redelijk eenvoudig: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het GHvJ) legt de bewijslast van de belastbaarheid bij de Inspecteur en oordeelt dat de Inspecteur daarin niet is geslaagd. Formeelrechtelijk is er in casu echter meer aan de hand: de belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op een immateriële schadevergoeding. Daar is aanleiding voor: alleen al de bezwaarprocedure heeft 4,5 jaar geduurd. In totaal berekent het GHvJ de behandelingsduur op (afgerond) 7 jaren (!).

Immateriële schadevergoeding

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2007-2008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Datum instantie
18 oktober 2018
Rolnummer
CUR2017H00019 en CUR2017H00020
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2018:164
Auteur(s)
mr. D.G. Barmentlo
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/2446
Aflevering
22 november 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1989

Naar de bovenkant van de pagina