Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(8)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(4)

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is eigenaar van een golfcomplex en verhuurt dit aan een golfclub (de gebruiker). Dit betreft een vof waarvan twee 100%-dochtervennootschappen van X de vennoten zijn.

De Heffingsambtenaar heeft het golfcomplex op grond van de Wet WOZ voor de jaren 2018 en 2019 gewaardeerd op een gecorrigeerde vervangingswaarde van € 4.300.000.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of rekening moet worden gehouden met een extra afschrijving voor functionele veroudering zodat de gecorrigeerde vervangingswaarde moet worden gesteld op de lagere bedrijfswaarde. Ter onderbouwing van de lagere bedrijfswaarde heeft X discounted-cash-flow- (DCF-)berekeningen overgelegd die mede zijn gebaseerd op de kasstromen van de golfclub als gebruiker van het golfcomplex.

Het Hof heeft geoordeeld dat (i) op X de bewijslast rust ter zake van de lagere bedrijfswaarde, en (ii) X niet in die bewijslast is geslaagd omdat de DCF-berekeningen mede zijn gebaseerd op de kasstromen van de gebruiker. Omdat X overigens niets tegen de onderbouwing door de Heffingsambtenaar heeft ingebracht, kunnen de vastgestelde waarden worden gevolgd.

X stelt één cassatiemiddel voor, verdeeld in drie onderdelen.

De Hoge Raad verwerpt alle klachten. De omstandigheid dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon enig aandeelhouder en enig bestuurder is van een of meer rechtspersonen, geeft geen aanleiding om hen voor de toepassing van de Wet WOZ te vereenzelvigen. Bij de bepaling van de bedrijfswaarde van het aan X als eigenaar toebehorende golfcomplex kan dan ook geen gebruik worden gemaakt van cash-flowberekeningen die zijn gemaakt op basis van geconsolideerde cijfers van X tezamen met haar dochtervennootschappen.

Voorts heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste opvatting met betrekking tot de stelplicht en de bewijslast.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
HR
Datum instantie
12 april 2024
Rolnummer
22/03770
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:571
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2024/0907
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6353
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina