Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Belastingdienst voerde voor (onder meer) het jaar 2005 een beleid op grond waarvan wethouders en leden van Gedeputeerde Staten (hierna: gedeputeerden) in aanmerking konden komen voor aftrek van hun beroepskosten. Een belastingplichtige werknemer wil met een beroep op het gelijkheidsbeginsel zijn in 2005 gemaakte reiskosten aftrekken.
Het Hof gaf hem geen gelijk. Het oordeelde dat het in aftrek toelaten van beroepskosten bij wethouders en gedeputeerden niet berustte op bewust beleid van de Belastingdienst om hen te begunstigen, maar het gevolg was van een door de Belastingdienst gevoerd beleid dat berustte op een onjuiste rechtsopvatting.
Tegen dit oordeel heeft de belastingplichtige cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van het Hof. Voorts bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het Hof dat als het onjuiste beleid niet binnen korte tijd na het bekend worden daarvan zou zijn ingetrokken en de daarbij gegunde overgangstermijn niet redelijk zou zijn, een beroep op het gelijkheidsbeginsel wel mogelijk zou zijn geweest. Daarvan is hier echter geen sprake, aldus de Hoge Raad. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2005
Instantie
HR
Datum instantie
22 januari 2010
Rolnummer
09.01038
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL0088

Naar de bovenkant van de pagina