Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangiften IB/PVV 2015 en 2016 niet aangegeven dat hij buitenlandse bankrekeningen aanhield. Nadat de Inspecteur hiervan op de hoogte is gekomen, heeft hij het box 3-vermogen gecorrigeerd.

X betoogt in deze procedure dat van het gecorrigeerde vermogen € 400.000 ten onrechte in aanmerking is genomen. Hij stelt dat hij dit bedrag in mei 2014 heeft opgenomen van de rekening bij de Liechtensteinse bank en dat hij dit bedrag vervolgens in augustus-september 2014 contant aan een beleggingsadviseur heeft gegeven. De beleggingsadviseur bleek echter een oplichter te zijn die er met dit bedrag vandoor is gegaan. Hij stelt aldus het slachtoffer te zijn van oplichting en geen beschikking meer te hebben over dit vermogen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant en in hoger beroep Hof Den Bosch achten dit volstrekt onaannemelijk.

Het Hof oordeelt dat terecht omkering en verzwaring van de bewijslast is toegepast. De schatting van de Inspecteur is voorts niet onredelijk. X heeft ook overigens niet overtuigend aangetoond dat en in hoeverre de (navorderings)aanslagen over 2015 en 2016 te hoog zijn vastgesteld.

Vergrijpboetes van 150% acht het Hof met de Rechtbank passend en geboden.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
17 januari 2024
Rolnummer
22/00827; 22/00828
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:157
NLF-nummer
NLF 2024/0715
Aflevering
19 maart 2024

Naar de bovenkant van de pagina