Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant of de Inspecteur de aan X (belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2018 en 2019 terecht en niet tot te hoge bedragen heeft opgelegd. Meer specifiek gaat de Rechtbank in op de vraag of de inkomsten die X van zijn (enige) opdrachtgever in de periode 19 november 2018 tot en met 31 december 2019 heeft ontvangen, kwalificeren als winst uit onderneming. Daarnaast beoordeelt de Rechtbank of X recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.

De activiteiten van X bestaan uit het plaatsen van kozijnen in opdracht van derden.

De Rechtbank stelt vast dat X in voornoemde periode werkzaamheden verrichtte in opdracht van één opdrachtgever, gebruikmakend van diens materialen, zonder significante investeringen of ondernemersrisico. De afspraken waren niet formeel vastgelegd. De stelling van X over risico’s bij lekkage of glasbreuk wordt verworpen door gebrek aan bewijs.

De Rechtbank concludeert dat de werkzaamheden niet in het kader van een onderneming plaatsvonden. De inkomsten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (row). De Inspecteur heeft de genoten inkomsten voor beide jaren terecht gecorrigeerd.

X heeft in beide jaren ook geen recht op zelfstandigenaftrek. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen terecht aan X opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
12 juni 2024
Rolnummer
23/3014; 23/3015; 23/3016; 23/3017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:3941
NLF-nummer
NLF 2024/1500
Aflevering
25 juni 2024
bwbr0011353&artikel=3.2,bwbr0011353&artikel=3.2,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90

Naar de bovenkant van de pagina